Een dga heeft indirect aandelen in een BV die een nertsenfokkerij exploiteert. De dga en zijn echtgenote werkten samen in de BV. De dga opent op 27 september 2006 een Luxemburgse bankrekening waarop hij (een deel van) de opbrengsten van de verkoop van nertsenhuiden boekt. De dga geeft de op de Luxemburgse bankrekening ontvangen bedragen niet aan in zijn aangiften inkomstenbelasting. De opbrengsten zijn ook niet in de aangiften vennootschapsbelasting voor de jaren 2007 en 2008 van de BV opgenomen.
De inspecteur verzoekt de dga diverse malen om nadere informatie over de Luxemburgse bankrekening te verstrekken. Omdat die niet alle informatie verstrekt legt de inspecteur voor de jaren 2007 tot en met 2009 naheffingsaanslagen IB/PVV op. Dat doet hij ook voor de jaren 2015 tot en met 2018. Hij legt ook vergrijpboetes op.
De inspecteur merkt de opbrengsten van de nertsenhuiden voor de jaren 2007 en 2008 aan als uitdeling van winst aan de dga en de helft van de opbrengst wordt belast in box 2. Het saldo van de Luxemburgse bankrekening moet volgens de inspecteur in box 3 in aanmerking worden genomen.
Objectieve en subjectieve eis bevoordeling
Rechtbank Zeeland-West-Brabant overweegt dat voor een uitdeling van winst is vereist dat een vermogensverschuiving van de BV naar de dga als aandeelhouder heeft plaatsgevonden als gevolg waarvan aan het vermogen van de BV enig geldbedrag of andere waarde, ten gunste van de aandeelhouder wordt onttrokken. Daarnaast moet sprake zijn van een vermogensverschuiving (de objectieve eis) en dient zowel de BV als de aandeelhouder zich ook van de bevoordeling (redelijkerwijs) bewust te zijn (de subjectieve eis).
De rechtbank is van oordeel dat in dit geval aan de vereisten van een winstuitdeling voor de jaren 2007 en 2008 is voldaan. Op de Luxemburgse bankrekening die op naam stond van de indirect enig aandeelhouder van de BV, zijn namelijk rechtstreeks opbrengsten gestort van de door de BV gefokte huiden. De aan de BV toebehorende veilingopbrengsten zijn direct aan de dga uitgekeerd, zodat sprake is van een door de dga genoten voordeel. En er heeft een vermogensverschuiving van de BV naar de dga plaatsgevonden.
De rechtbank acht daarnaast ook aannemelijk dat de dga zich van die vermogensverschuiving bewust was. De dga bezit in de jaren 2007 en 2008 (indirect) alle aandelen van de BV en was er van op de hoogte dat de BV hem bevoordeelde. De dga heeft voor die jaren van een werkwijze gebruik gemaakt waardoor opbrengsten van de BV direct worden afgestaan aan haar (indirect) aandeelhouder. Hij moet zich daarom bewust zijn geweest dat daardoor een vermogensverschuiving plaatsvond.
Omzet op Luxemburgse bankrekening heeft vermogen BV verlaten
De rechtbank is van oordeel dat de op de Luxemburgse bankrekening ontvangen omzet in 2007 en 2008 het vermogen van de BV heeft verlaten. Daardoor is het (contant aangehouden) saldo in die jaren en de daarop volgende jaren terecht in de heffing van box 3 begrepen.
Op 15 april 2019 heeft de dga de Luxemburgse bankrekening gesloten. Hij heeft het toen op die bankrekening aanwezige saldo van $195.192 bij de bank opgenomen in dollars en naar Nederland meegenomen en tot en met 2019 gesealed bewaard. De dga stelt dat het werkelijk behaalde rendement in het jaar 2019 lager is dan het voordeel waarover in 2019 is geheven.
Volgens hem is het werkelijk behaalde rendement in dat jaar namelijk € 133.002 negatief waar de inspecteur het voordeel uit sparen en beleggen had berekend op € 14.881,-. Naast een aantal inkomsten uit zijn bezit, voert hij aan dat sprake is van een waardedaling van een door hem in bezit zijnde woning van € 388.000,- naar € 230.720,-. De waardedaling van € 157.280,- is volgens hem het gevolg van verhuur van die woning.
De inspecteur betwist dat sprake is van een negatief rendement uit de woning. Er moet volgens de inspecteur uit worden gegaan van de WOZ-waarde van de woning die in het jaar 2019 is gestegen van € 388.000,- naar € 412.000,-. Bovendien heeft de dga ook de in dat jaar ontvangen huurinkomsten uit verhuur van die woning van € 8.400,- ten onrechte niet tot het werkelijk behaalde rendement gerekend.
Stelling dat verhuur leidt tot waardevermindering niet onderbouwd
De rechtbank oordeelt dat de waardedaling van de woning die de dga als gevolg van verhuur in aanmerking heeft genomen niet aannemelijk is gemaakt. Er is pas in de loop van 2019 sprake van een verhuur die volgens de waarderingsregels van de Wet IB 2001 leidt tot een waardedruk. Dat sprake is van een verhuur die leidt tot waardevermindering op grond van de wettelijke waarderingsregels, is niet onderbouwd door de dga, volgens de rechtbank. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat moet worden uitgegaan van een waardestijging in het jaar 2019 van € 24.000,-.
Ook de daadwerkelijk door de dga ontvangen huurinkomsten van € 8.400,- dienen in aanmerking te worden genomen ter bepaling van het werkelijk behaalde rendement. Gelet hierop is het werkelijk rendement in het jaar 2019 niet lager dan het voordeel uit sparen en beleggen zoals berekend in de navorderingsaanslag IB/PVV 2019. Het beroep van de dga kan dus om die reden niet slagen, oordeelt de rechtbank.
Vergrijpboetes terecht opgelegd, wel gematigd
De inspecteur heeft over de jaren 2007 tot en met 2009 en 2015 tot en met 2018 vergrijpboetes opgelegd, omdat het volgens hem aan opzet van de dga is te wijten dat de aanslagen IB/PVV tot te lage bedragen zijn vastgesteld. Voor het jaar 2019 heeft de inspecteur bij de aanslag voor dat jaar een vergrijpboete opgelegd van 225% van de nagevorderde belasting opgelegd omdat de aangifte voor dat jaar niet, dan wel onjuist of onvolledig is gedaan.
De rechtbank volgt het standpunt van de inspecteur en oordeelt dat de vergrijpboetes terecht zijn opgelegd. Door de uitdelingen en vervolgens het saldo niet in de aangiften IB/PVV als inkomen uit box 2 dan wel box 3 op te nemen, heeft de dga bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat te lage bedragen aan IB/PVV werden geheven, hetgeen ook is gebeurd. De rechtbank oordeelt dat dan ook sprake is van voorwaardelijke opzet van de dga. Omdat de redelijke behandeltermijn is overschreden met een jaar en een maand worden de vergrijpboetes met 15% gematigd.
Geef een reactie