
Daarmee komt een langlopende juridische strijd tot een einde, waarin het autobedrijf de vrouw aansprakelijk probeerde te stellen voor de verduistering van ruim €1 miljoen.
Fraude
In 2017 kwam binnen de Van Mossel-groep (een van de grootste autodealers van Nederland) fraude aan het licht. De financieel directeur bleek zich schuldig te hebben gemaakt aan verduistering en witwassen. Hij werd veroordeeld tot vier jaar cel en moest het verduisterde bedrag terugbetalen. De kwestie kwam aan het rollen nadat een anonieme e-mail was verstuurd naar onder andere EY, Rabobank en de Belastingdienst, waarin het autobedrijf werd beschuldigd van boekhoudfraude. Later bleek de financieel directeur zelf achter deze beschuldigingen te zitten, nadat hij onrechtmatig toegang had gekregen tot de computers van collega’s. De man werd tot vier jaar celstraf veroordeeld voor verduistering en witwassen.
Hoofd administratie
Van Mossel trachtte daarna ook het voormalige hoofd administratie mede aansprakelijk te stellen, onder meer omdat zij afwijkingen in administratieve procedures niet had gemeld. In eerste instantie wees het Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch de vorderingen van Van Mossel af. De Hoge Raad oordeelde vervolgens dat dat oordeel op bepaalde onderdelen niet voldeed, en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
Nieuw oordeel hof
Dat leidt echter niet tot succes voor de Van Mossel-groep. Het hof Arnhem-Leeuwarden boog zich over de vraag of sprake was van opzet of bewuste roekeloosheid van het voormalige hoofd administratie. Daarbij was relevant wat haar verantwoordelijkheden waren en hoe haar dagelijkse werkzaamheden eruit zagen. Ook was van belang hoe de administratie was ingericht en welke maatregelen zijn genomen om fraude te vermijden.
Inrichting betaalproces bood verhoogd risico op malversaties
Het hof oordeelt dat de meeste verwijten die Van Mossel de voormalige werkneemster maakt niet gegrond zijn. Die beoordeling is gedaan tegen de achtergrond van de hoge aansprakelijkheidsdrempel die voor werknemers geldt. Het hoofd administratie was een werkneemster die per dag honderden financiële transacties moest verwerken. De ING-rekening waarmee de fraude is gepleegd bood door de inrichting van het betaalproces een verhoogd risico op malversaties. Niet is komen vast te staan dat de frauduleuze betalingen door de voormalige werkneemster zijn gedaan en evenmin welke daarvan zij heeft geboekt, luidt het oordeel van het hof.
Hoge drempel werknemersaansprakelijkheid
Ten aanzien van de enkele betalingen mocht de vrouw afgaan op de instructies van haar leidinggevende, die zij vertrouwde, net als andere personen binnen het Van Mossel-concern. Het hof concludeert dat de werkneemster wellicht beter op had moeten letten bij enkele frauduleuze betalingen, maar dat de hoge drempel voor werknemersaansprakelijkheid niet wordt gehaald:
“Ten aanzien van een deel van de frauduleuze betalingen is (als onvoldoende betwist) komen vast te staan dat [geïntimeerde] deze op de vragenrekening 1090 heeft geplaatst. Bovendien heeft ze betalingen besproken met de controller. Deze handelwijze duidt niet op het opzettelijk verdoezelen van betalingen. Achteraf bezien kan wellicht gezegd worden dat [geïntimeerde] ten aanzien van de frauduleuze betalingen aan [naam3] beter had moeten opletten omdat er meerdere betalingen in een periode van enkele maanden waren waarover zij vragen had, maar (nog los van het feit dat niet is vast te stellen welke betalingen zij nu precies heeft geboekt) bedacht moet worden dat zij dagelijks met vele boekingen bezig was. Het is de vraag of een dergelijke helicopterview van haar verwacht mocht worden, zeker nu niet is komen vast te staan dat zij als hoofd administratie een bijzondere controlerende taak had. Maar vooral geldt dat de hoge drempel voor werknemersaansprakelijkheid nu juist beoogt de werknemer tegen fouten en onoplettendheid in het werk te beschermen. De werknemer is pas aansprakelijk als er opzet of bewuste roekeloosheid in het spel is. Ook als alle (voor een klein deel gegronde) verwijten en omstandigheden met elkaar in onderling verband worden bezien, concludeert het hof dat er onvoldoende objectieve feiten en omstandigheden zijn komen vast te staan, waaruit valt af te leiden dat [geïntimeerde] betrokken was bij de fraude (opzet), dan wel dat zij de aanmerkelijke kans op schade heeft aanvaard (bewuste roekeloosheid). Zij is dus niet aansprakelijk voor de schade die Van Mossel door de fraude heeft geleden.”
Zeer zware beschuldigingen
Het hof gaat ook niet mee in enkele bewijsaanbiedingen van Van Mossel. Die zouden vanwege de hoge aansprakelijkheidsdrempel namelijk niet tot toewijzing van de vordering kunnen leiden. “Daarbij komt dat aan Van Mossel de nodige eisen mogen worden gesteld om haar vorderingen te onderbouwen”, spreekt het hof uit. “Daarbij is van belang dat zij al enkele dagen na het ontdekken van de fraude en, naar is gebleken, zonder voorafgaand onderzoek naar concrete aanwijzingen voor haar betrokkenheid, zeer zware beschuldigingen uit richting haar voormalig werkneemster [geïntimeerde] (die begrijpelijkerwijs de nodige impact op haar hebben) en dat de stukken die deze verwijten kunnen onderbouwen in haar eigen domein liggen, omdat deze haar eigen financiële administratie betreffen. [geïntimeerde] kan zich bij gebreke van deze stukken niet meer verweren dan zij heeft gedaan, omdat zij niet over de achterliggende stukken (zoals bijvoorbeeld de grootboekrekening) beschikt en deze ook niet ter beschikking zijn gesteld in de procedure. Het hof heeft ook te waken over de voortgang van de procedure. De dagvaarding in deze procedure dateert uit 2017, nog voordat de politie tot onderzoek van de aangiftes overging, en Van Mossel heeft ruimschoots de kans gehad om haar onderbouwing op een inzichtelijke wijze te verstrekken. Van Mossel heeft wel veel stukken overgelegd, maar door deze onvoldoende toe te lichten en inzichtelijk te maken, heeft het hof (ondanks het feit dat het hof zelf ook gezocht heeft in al die stukken) de onderbouwing niet in voldoende mate kunnen vinden. Dat betekent dat het hof tot het oordeel is gekomen dat Van Mossel het gemotiveerde verweer van [geïntimeerde] niet voldoende heeft weerlegd. Daarmee komt het hof niet toe aan de fase van bewijslevering en worden de vorderingen van Van Mossel afgewezen.”
Het hoger beroep van Van Mossel slaagt dus niet. Daarmee lijkt een einde te komen aan de langslepende juridische strijd. De voormalig financieel directeur blijft de enige verantwoordelijke voor de gepleegde fraude, terwijl het voormalige hoofd administratie definitief niet aansprakelijk wordt gesteld.
Was vroeger de paardenhandel de branche waarin de “luijden van zeker allooi” de boventoon voerden, nu lijkt de autohandel deze positie over te hebben genomen.
Moet dat niet zijn:niet aansprakelijk voor schade veroorzaakt door verduistering door de financiële directeur? Fraude en verduistering kunnen door elkaar lopen maar doorgaans is de verduistering het schade veroorzakende feit. Fraude door directie en medewerkers is zelden een zelfstandig schade veroorzakend feit voor de onderneming. Jaarrekening fraude kan wel schade veroorzaken voor derden.