
Onder meer met geheime opnames probeerde de oprichter van Momentum bij de tuchtrechter aan te tonen dat twee accountants van de AFM onjuiste en misleidende standpunten hadden ingenomen tijdens gerechtelijke procedures over een last onder dwangsom die de AFM eind 2020 oplegde, wegens het onvolledig informeren van beleggers die via obligaties geld staken in Braziliaans vastgoed.
Lees ook: Geheime opnames illustreren diepte conflict tussen AFM en Momentum Capital
Twee tuchtklachten
Dat vastgoed was volgens de toezichthouder ruim € 31 miljoen te hoog gewaardeerd, waardoor ook het eigen vermogen van vastgoeddochter MEFI van Momentum € 31,7 miljoen en de omzet € 3,1 miljoen te hoog waren vermeld. Verder was volgens de AFM onjuiste informatie aan beleggers verstrekt over positieve operationele kasstromen in Brazilië. Daarmee was volgens de AFM de Wet Handhaving Consumentenbescherming (WHC) overtreden. Er volgde een last onder dwangsom. Bij de rechter en het College van Beroep voor het bedrijfsleven strijdt Momentum vergeefs tegen dat oordeel, al levert een procedure tegen MEFI bij de Ondernemingskamer wel iets op: de Braziliaanse belangen waren terecht als participaties gerubriceerd.
Bij de Accountantskamer komt Momentum met een klacht tegen twee bij de AFM werkzame RA’s die verantwoordelijk waren voor het besluit om een last onder dwangsom op te leggen. De ene werkt als specialist Kwaliteit Accountantscontrole en Verslaggeving, de ander als senior toezichthouder Kwaliteit Accountantscontrole en Verslaggeving.
De klagers stellen dat de twee accountants op de zittingen bij de rechtbank en het CBb feitelijke gegevens hebben gepresenteerd en zaken hebben voorgesteld waarvan ze wisten dat ze onjuist waren. Ze hebben bewust materieel onjuiste en zelfs misleidende standpunten ingenomen, zo luidt de klacht. Zo is onder meer herhaaldelijk beweerd dat Momentum maar een fractie van de gestelde gronden zou bezitten, dat er maar een fractie van de beweerde kasstromen werd ontvangen en dat de belangen als deelnemingen met invloed van betekenis in plaats van als participaties behoorden te worden gerubriceerd en gewaardeerd.
Klacht alleen over procedures
De klacht tegen de RA die als specialist werkt, is het meest uitgebreid. Die klacht gaat overigens niet over de rol van de RA bij het AFM-rapport dat ten grondslag lag aan de last onder dwangsom, maar over verklaringen die zijn afgelegd in procedures bij rechter en CBb. “Klagers hebben weliswaar herhaaldelijk naar voren gebracht dat betrokkene ‘binnen en buiten rechte’ onjuiste standpunten heeft ingenomen, hetgeen suggereert dat zij breder klagen dan alleen over de uitlatingen ter zitting. Maar in het klaagschrift hebben zij de klacht niet onderbouwd met passages uit het Feitenrapport of het Lastbesluit die een dergelijke, bredere lezing van de klacht zouden onderstrepen, laat staan dat zij hebben onderbouwd dat betrokkene persoonlijk tuchtrechtelijke verantwoordelijkheid draagt voor de inhoud daarvan of anderszins een tuchtrechtelijk relevant verwijt wordt gemaakt.”
Geluidsopnames terzijde geschoven
De geluidsopnames en transcripties van de zittingen van de rechtbank en het CBb laat de Accountantskamer buiten beschouwing. Voor de opnames is geen toestemming gevraagd. Normaal gesproken worden rechtszaken in het openbaar behandeld, maar juist Momentum had gevraagd of de zaak achter gesloten deuren kon plaatsvinden vanwege negatieve gevolgen van de publieke bekendheid van het AFM-besluit. Ze mogen dan niet alsnog besluiten dat de behandeling toch breder bekend wordt. “Hier is ook een maatschappelijk belang aan de orde. Een ieder heeft het recht erop te mogen vertrouwen dat wat achter gesloten deuren wordt behandeld en besproken, daar ook blijft en niet in de openbaarheid komt. De Accountantskamer acht het naar buiten brengen van heimelijke opnames, gemaakt van niet-openbare rechtszittingen, zo principieel in strijd met de aard en het karakter van het sluiten van de deuren dat er geen nadere belangenafweging mogelijk is.”
Ruimte niet onbegrensd
Daarmee valt een deel van de onderbouwing van de klachten weg. Het gaat met name om de vraag of de RA’s ten onrechte het standpunt hebben ingenomen dat het belang in MEFI als deelneming met invloed van betekenis moet worden gerubriceerd en (daarom) moet worden gewaardeerd tegen nettovermogenswaarde, omdat de Ondernemingskamer heeft geoordeeld dat de belangen in de vastgoedondernemingen moeten worden gerubriceerd als participatie en moeten worden gewaardeerd tegen actuele waarde.
De RA’s hadden als vertegenwoordiger van de AFM ruimte in het presenteren van (feitelijke) stellingen en daarop gebaseerde argumenten. “Die ruimte is echter niet onbegrensd”, overweegt de Accountantskamer. De tuchtrechtelijke grens wordt (pas) overschreden als de accountant een standpunt heeft ingenomen dat niet of onvoldoende wordt gedragen door de uitkomsten van het onderzoek (Feitenrapport en Lastbesluit) of niet berust op een verdedigbare uitleg en toepassing van wet- en regelgeving.”
Vraagpunt is geen misleiding
De klacht dat bewust een misleidend standpunt is ingenomen over het grondbezit, wordt afgewezen. “Uit de omstandigheid dat betrokkene een vraagpunt heeft over de hoeveelheid hectares die basis zouden moeten geven voor de waardering van het belang in de jaarrekening, valt volgens de Accountantskamer niet te concluderen dat betrokkene een bewust materieel onjuist of misleidend standpunt heeft ingenomen.”
Verbazing en suggestie niet verwijtbaar
Ook van onjuiste verklaringen over verwachte kasstromen is de Accountantskamer niet gebleken. De RA heeft alleen aangegeven dat Momentum onvoldoende heeft onderbouwd dat er – naast de kasstromen uit de al verkochte kavels – aanvullende kasstromen waren en zijn verbazing geuit over mogelijke kasstromen na 2026 waar niet eerder over was gesproken. Tot slot ziet de tuchtrechter ook geen misleiding in het kwalificeren van belangen als ‘deelnemingen met invloed van betekenis’ in plaats van als ‘participaties’. “Betrokkene heeft op terughoudende wijze (‘lijkt te bevestigen’) de suggestie gedaan dat het onderscheid participatie/deelneming uit de jaarrekening is af te leiden. Met klagers is de Accountantskamer van oordeel dat die suggestie vergezocht is als daarmee is gedoeld op de weergave van het belang als ‘Deelnemingen in participaties’. In feite staan beide begrippen daar genoemd. Dat kan geen onderbouwing vormen voor het standpunt dat sprake is van het een of het ander”, zo volgt nog wel een kanttekening.
Ook kan de RA niet worden verweten dat hij heeft gesuggereerd dat er schuldeisers zijn benadeeld door onttrekkingen aan de onderneming. Hij heeft het gehad over ‘een transactie die mag’. Ook formulering dat er ‘geld wordt gepind’ uit de vennootschap kan de RA niet worden tegengeworpen: “Die opmerking komt, zo blijkt uit het aanvullend verweerschrift in de procedure bij de rechtbank Rotterdam, voor rekening van de advocaten die voor de AFM hebben opgetreden en niet van betrokkene.”
De klacht tegen beide RA’s wordt geheel ongegrond verklaard. De uitspraken zijn online gepubliceerd. De AFM meldt zelf in een reactie op de uitspraak dat het om accountants Ton Meershoek en Marcus van Gestel gaat.
Geef een reactie