Buitenlandse investeerders kunnen sinds 1 oktober 2013 een verblijfsvergunning krijgen wanneer zij minimaal € 1.250.000 in het Nederlandse bedrijfsleven investeren. Er is tot nu toe nauwelijks gebruik gemaakt van de regeling. Daarom worden de knelpunten in de regeling weggenomen zodat buitenlanders die hiervoor in aanmerking komen makkelijke een verblijfsvergunning kunnen krijgen. Dit maakte staatssecretaris Dijkhoff vrijdag bekend.
De huidige geldigheidsduur van één jaar zorgt voor onzekerheid bij de buitenlandse investeerder over de vraag of ze na dat jaar in Nederland mogen blijven. Om die reden wordt de eerste verblijfsvergunning voor buitenlandse investeerders straks drie in plaats van één jaar geldig.
Buitenlandse investeerders hebben straks geen accountsverklaring meer nodig. De IND blijft wel controleren bij de Financial Intelligence Unit (FIU) of de buitenlandse investeerder gelinkt kan worden aan een verdachte transactie in Nederland of in het land van herkomst. Hiermee wordt witwassen tegengegaan. Ten slotte wordt de investering op een vereenvoudigde manier getoetst. Nu wordt een puntensysteem gebruikt. Straks moet de investering op twee van de drie volgende punten bijdragen aan het Nederlandse bedrijfsleven: werkgelegenheid, innovatie en niet financiële inbreng. De hoogte van de investering in het Nederlandse bedrijfsleven blijft € 1.250.000. In de gewijzigde toelatingsregeling zullen investeringen in onroerend goed voor bewoning worden uitgesloten, omdat deze onvoldoende bijdragen aan innovatie en structurele werkgelegenheid. Het is de bedoeling dat de wijzigingen met ingang van 1 juli a.s. in werking treden.
Geef een reactie