Het verrichten van medische handelingen is onder voorwaarden vrijgesteld van BTW. Als nu aan alle vereisten wordt voldaan – zowel qua inhoud van de medische verzorging als qua beroepseisen van de medicus – waarom dan toch BTW heffen als een BV in het spel is?
In een lopende rechtszaak gaat het om een BV die artsen in dienst heeft en medische diensten verricht aan een ziekenhuis. De vraag is voorgelegd aan de Hoge Raad of de BV de medische vrijstelling kan toepassen op de medische handelingen van haar artsen. Onlangs heeft Advocaat-Generaal (A-G) Wattel uitgelegd dat BTW verschuldigd is als medische diensten verleend worden met tussenkomst van een BV. Kortgezegd komt zijn betoog erop neer dat de handelingen van werknemers van een BV niet zichtbaar zijn voor de heffing van BTW. Dus voor de kwalificatie van de prestatie van de BV kun je alleen bezien wat de BV doet richting het ziekenhuis. Dan gaat het volgens de A-G opeens niet meer over medische verzorging, maar om het uitlenen van personeel. Naar mijn mening ziet de A-G het niet helemaal juist.
Ondergeschiktheid – BV
Dat een BV werknemers in dienst heeft, vindt de A-G volstrekt logisch. Dat deze werknemers per definitie geen ondernemer zijn, is een rechtstreeks gevolg van het Van der Steen-arrest. Uit een arbeidsovereenkomst blijkt immers een verhouding van ondergeschiktheid. Voor de kwalificatie van de handelingen van de BV zijn de handelingen van de medicus per definitie dus niet meer zichtbaar, aldus de A-G.
Tandarts met een holding – via holding
Toch heeft het Hof ’s-Hertogenbosch op 22 juni 2012 geoordeeld dat de handelingen van een tandarts, die hij vanuit zijn holding verrichtte, van belang zijn voor de kwalificatie van de prestaties van de holding. Waarom kan de tandarts ook alweer de vrijstelling toepassen? De rechtvaardiginggrond van de medische vrijstelling is dat de diensten van medici doorgaans moeten worden gelijkgesteld met de meest noodzakelijke levensbehoeften. Met deze strekking van de vrijstelling is onverenigbaar onderscheid te maken tussen diensten die door artsen en andere beoefenaars van medische en paramedische beroepen voor eigen rekening worden verricht, en diensten die door deze personen door tussenkomst van een naamloze vennootschap of een ander lichaam worden verricht. Aldus het Hof. Kortom, de handelingen van de tandarts zijn juist centraal gesteld bij de beoordeling van de prestatie van de holding!
Feitelijke omstandigheden – ondergeschiktheid tegenover afnemer?
Naar mijn mening moet de vraag dus niet gesteld worden of de medicus de werkzaamheden verricht in een verhouding van ondergeschiktheid ten opzichte van de BV, maar of de medicus deze werkzaamheden verricht in een verhouding van ondergeschiktheid ten opzichte van het ziekenhuis. Om deze vraag te beantwoorden moet gekeken worden naar de feitelijke omstandigheden. Formele afspraken over aansprakelijkheid en verantwoordelijkheid spelen naar mijn mening geen doorslaggevende rol.
Mijn stelling is dan ook dat de medicus nog steeds vanuit een BV kan handelen met beroep op de BTW-vrijstelling. Gelet op de conclusie van de A-G kan de Belastingdienst een andere mening zijn toegedaan.
Robbert-Paul van der Velde is senior belastingadviseur/ BTW-specialist bij ABAB Accountants en Adviseurs.
Geef een reactie