Werkgevers kunnen in principe geen reservering treffen ter betaling van een eventuele latere transitievergoeding aan medewerkers die formeel nog niet zijn ontslagen. Dat schrijft SRA in een signalering voor leden, op basis van literatuur en in de jurisprudentie ontwikkelde criteria.Sinds de invoering van de Wet werk en Zekerheid in 2015 hebben werknemers bij ontslag in veel gevallen recht op een transitievergoeding, ter compensatie van baanverlies en om de transitie naar nieuw werk te vergemakkelijken. Fiscaalrechtelijk beschouwd geldt die vergoeding als ‘loon uit vroegere dienstbetrekking’. De werkgever houdt op de bruto transitievergoeding loonbelasting en premie volksverzekeringen in, evenals eventueel gemaakte transitie- of inzetbaarheidskosten, waarna de werknemer een nettobedrag op zijn rekening ontvangt. De regeling van de transitievergoeding is neergelegd in art. 7:673-673d BW en kent vele voorwaarden en uitzonderingen.
Goed koopmansgebruik
Volgens SRA is de vraag of werkgevers op de fiscale balans een voorziening kunnen vormen, afhankelijk van de vraag of ‘het goede koopmansgebruik’ van art. 3.25 Wet IB 2001 dit toelaat. Voorzieningen dienen ter dekking van toekomstige lasten, die nog niet als juridisch afdwingbare verplichtingen kunnen worden aangemerkt. Een in de toekomst te betalen transitievergoeding geldt volgens het SRA op de balansdatum nog niet als een juridisch afdwingbare verplichting. De transitievergoeding vindt weliswaar haar oorsprong in de thans bestaande arbeidsovereenkomst, maar zal pas daadwerkelijk aan de orde komen als een werknemer wordt ontslagen en recht blijkt te hebben op een transitievergoeding. Voor de werkgever bestaat op de balansdatum nog geen verplichting tot het betalen van de compensatie. Die ontstaat mogelijk pas op het moment dat de arbeidsovereenkomst met de werknemer is opgezegd, ontbonden of niet is voortgezet.
Periodiciteit
SRA houdt open of het misschien anders ligt indien sprake is van een groot werknemersbestand, en waar geconstateerd is dat personeel met een bepaalde periodiciteit wordt ontslagen. In zulke gevallen is het aannemelijk dat ook personeel dat op de balansdatum al meer dan twee jaren in dienst is, in de toekomst deels een transitievergoeding zal krijgen. Dan is mogelijk sprake van een redelijke kans dat de uitgaven zich zullen voordoen. Ervaringen van de onderneming met ontslagen in het verleden, bestaande lastige personeelsdossiers of concrete plannen voor een reorganisatie waarbij afvloeiingsregelingen zijn voorzien, zouden aanleiding kunnen vormen voor de vorming van een voorziening voor in de toekomst te betalen transitievergoedingen.
Geef een reactie