Een overeenkomst tussen een middelgroot accountantskantoor met zeven vestigingen en een voormalige klant voor het uitvoeren van reguliere accountancywerkzaamheden is uitgelopen op een fors conflict over de door de accountant in rekening gebrachte kosten. Beide partijen eisten bij de rechtbank Overijssel een bedrag van elkaar, maar bij de rechter blijft niets overeind van de vordering van de klant. De klant, een groep die een onderneming drijft op het gebied van (internationaal) transport, logistieke dienstverlening en warehousing, moet dan ook het door het accountantskantoor gevorderde bedrag van ruim 30.000 euro in verband met meerwerk betalen.
Het conflict over de in rekening gebracht kosten spitste zich vooral toe op de inzichtelijkheid van het meerwerk en de vraag of het om meerwerk ging of om reguliere werkzaamheden waarover al een bedrag was overeengekomen. De rechter oordeelt dat van schending van de zorgplicht door de accountant geen sprake is. Het accountantskantoor heeft het gevorderde bedrag naar het oordeel van de rechtbank, zowel in deze procedure als daaraan voorafgaand voldoende inzichtelijk gemaakt jegens de voormalige klant.
Uitspraak: ECLI:NL:RBOVE:2019:1191
Overeenkomst
De enig aandeelhouder en bestuurder van de transport- en logistiektak van de groep sloot in 2015 een overeenkomst van opdracht af met het accountantskantoor voor het uitvoeren van alle reguliere accountantswerkzaamheden voor verschillende vennootschappen binnen de groep, zoals het verzorgen van de verschillende belastingaangiften en samenstelling van de jaarrekeningen. In de overeenkomst stond onder andere: ‘Overige aanvullende werkzaamheden (steeds vooraf in overleg met u) door ons uitgevoerd brengen wij u afzonderlijk in rekening tegen een daarvoor geldend uurtarief, dat afhankelijk is van aard en complexiteit van de werkzaamheden.’ In januari 2016 start het accountantskantoor met de werkzaamheden. Per email spreken de AA die kantoorleider is van een vestiging van het accountantskantoor en de dga van de transport- en logistiektak in maart 2016 een verdeling af van de door het accountantskantoor in rekening te brengen voorschotnota’s bij de verschillende vennootschappen. Eventueel extra werk zal afzonderlijk worden gefactureerd, mailt de vestigingsleider daarbij nogmaals aan de dga.
Betalingsachterstanden
In de loop van 2016 en 2017 ontstaan betalingsachterstanden. In mei 2017 beklaagt de dga van de transport- en logistiektak zich over de hoogte van de facturen. Verschillende besprekingen vinden plaats tussen beide partijen, waarbij de discussie zich vooral richt op de extra verrichte werkzaamheden door de accountant ten opzichte van de in de overeenkomst afgesproken werkzaamheden. De klant stelt dat de werkzaamheden onder de reguliere werkzaamheden vallen waarvoor een bedrag van € 12.091,00 was afgesproken, volgens het accountantskantoor is sprake van meerwerk waarover de klant een extra bedrag van ruim 30.000 euro is verschuldigd. De partijen komen er niet uit, waarna de accountant het bedrag bij de rechter vordert van de voormalige klant. Die vordert in reconventie een vergelijkbaar bedrag dat teveel betaald zou zijn.
Uitspraak
De rechter laat van de vordering van de voormalige klant echter niets heel. De voormalige klant [G] is gehouden het door het accountantskantoor [A ] gevorderde bedrag te betalen, oordeelt de rechtbank. Daarbij wordt onder andere overwogen:
‘Naar het oordeel van de rechtbank is in voldoende mate komen vast te staan dat de facturen die [A ] heeft verstuurd aan [G] . en waarvan [A ] in deze procedure betaling vordert, betrekking hebben op werkzaamheden die moeten worden aangemerkt als meerwerk, in die zin dat deze werkzaamheden niet vallen onder de genoemde reguliere werkzaamheden die zijn begroot op een bedrag van € 12.091,00, exclusief BTW. Nog afgezien van het feit dat het bedrag van € 12.091,00 slechts een verwachting en niet een definitief totaalbedrag is van de kosten die zijn gemoeid met de concreet in de overeenkomst genoemde reguliere werkzaamheden, heeft [A ] ter zitting onweersproken gesteld dat er van aanvang af veel extra werk bleek te zijn. Werk dat niet viel onder de reguliere werkzaamheden zoals genoemd onder het kopje ‘Werkzaamheden’. [A ] ging bij het aangaan van de overeenkomst van 19 oktober 2015 uit van de situatie dat [G] . haar administratie op orde zou hebben en dat zij deze correct zou kunnen aanleveren aan [A ] . Dat is ook als zodanig opgenomen in de overeenkomst van 19 oktober 2015 (zie hiervoor onder 2.7. onder ‘Uitgangspunten’). Dat [A ] , toen dat niet het geval bleek te zijn, extra werkzaamheden heeft moeten verrichten, komt de rechtbank dan ook aannemelijk voor. Daarnaast heeft [A ] zich onweersproken op het standpunt gesteld dat zij [G] . heeft vergezeld tijdens gesprekken met fiscus en banken en dat zij bezwaarschriften heeft geschreven in het kader van een fraudezaak van [F] Logistics B.V.
[G] . heeft haar standpunt terzake onvoldoende onderbouwd. [G] . kan niet volstaan met slechts een algemene betwisting. [A ] mocht die aanvullende werkzaamheden naar het oordeel van de rechtbank in beginsel dan ook afzonderlijk in rekening brengen. De stelling van [G] . dat zij er op basis van de begrote kosten in de overeenkomst vanuit ging dat zij elk jaar ongeveer € 12.091,00 exclusief BTW aan accountskosten zou moeten betalen aan [A ] , en niet meer dan dat, kan dan ook geen stand houden.
De stelling van [G] . dat het verrichte (meer)werk niet voor betaling in aanmerking komt omdat daarover eerst tussen partijen vooraf overleg zou moeten worden gevoerd, hetgeen volgens [G] . niet en volgens [A ] wel gebeurd is, staat niet aan de verschuldigdheid van de facturen in de weg. Partijen zijn weliswaar op papier overeengekomen dat bij aanvullende werkzaamheden eerst vooraf overleg moet worden gevoerd, echter de feitelijke praktijk was, zo is ter zitting gebleken, dat voor aanvullende werkzaamheden in de regel gelijk, zonder voorafgaand overleg, gefactureerd werd door [A ] . [A ] heeft in dat kader overigens onbetwist gesteld dat [G] . over de facturering van aanvullende werkzaamheden pas in 2017 heeft ‘geklaagd’. Indien en voor zover [G] . heeft bedoeld te stellen dat eerst vooraf toestemming door haar zou moeten worden verleend alvorens aanvullende werkzaamheden zou mogen worden verricht en worden gefactureerd, dan kan zij in dat standpunt niet worden gevolgd. Zulks blijkt noch uit de tekst van de overeenkomst noch uit de gedragingen van partijen.’
dario zegt
Als de redactie zorgvuldigheid betracht en de naam van het kantoor niet wil noemen, wees dan ook zorgvuldig. Op basis van de tekst is nu eenvoudig te achterhalen welk kantoor het hier betreft.
Redactie Accountancyvanmorgen zegt
Dank voor uw reactie. Met de beschrijving van het kantoor zonder de naam te noemen houden we de weergave in de uitspraak zelf aan. Bij de uitspraak staat een link naar de richtlijnen die justitie aanhoudt bij het anonimiseren van uitspraken.