De tuchtklacht die Swapschade BV van Pieter Lakeman had ingediend tegen PwC-bestuursvoorzitter Ad van Gils in de renteswapzaak is door de Accountantskamer maandag ongegrond verklaard. Lakeman is nu van plan om PwC te dagvaarden, meldt hij aan het FD.
Uitspraak: 19-340 RA
Lakeman houdt PwC verantwoordelijk voor een in zijn ogen ondeugdelijk aanbod tot schadevergoeding aan een ING-klant die renteswapproducten had aangekocht. Volgens Lakeman heeft een PwC-accountant te laks toegezien op de afhandeling, waardoor zijn cliënt 600.000 euro zou zijn misgelopen. De klacht was gericht tegen Van Gils omdat PwC volgens Lakeman niet wil vertellen welke accountant tuchtrechtelijk verantwoordelijk is voor de accountantsarbeid die in het Uniform Herstelkader wordt verricht bij de controle van aanbiedingen die de ING Bank aan (ex-)klanten uitbrengt. PwC ontkent dat en meldde eerder het verzoek van Lakeman in behandeling te willen nemen.
Ongegrond
De Accountantskamer verklaart de klacht om meerdere redenen ongegrond. Van Gils is voorzitter van de Raad van Bestuur van Holding PwC N.V. Als zodanig vervult hij weliswaar een beleidsbepalende functie, maar hij is met ingang van 1 juli 2018 geen bestuurder meer van dochtermaatschappij PwC accountants N.V. Dit brengt mee dat hij niet tuchtrechtelijk verantwoordelijk kan worden gehouden voor de (gestelde) weigering om informatie te verstrekken.
Deadline
Ook de deadline die Lakeman PwC had gesteld voor het verstrekken van informatie was niet correct, oordeelt de Accountantskamer. De klacht had niet kunnen slagen omdat de termijn die Lakeman PwC gunde om te reageren op het verzoek om informatie feitelijk slechts één dag bedroeg. Een dergelijk korte termijn is naar het oordeel van de Accountantskamer kennelijk onredelijk. PwC had immers tijd nodig om te beoordelen of tegemoet kon worden gekomen aan het door Lakeman gedane verzoek of dat andere belangen zich daartegen verzetten.
Reactie Lakeman
Swapschade twijfelde aan de stelling dat PwC überhaupt wel had gecontroleerd of het betreffende aanbod in overeenstemming was met de regels van het Uniform Herstelkader. ‘Tijdens de op 14 juni 2019 gehouden rechtszitting bleek dat dit laatste inderdaad niet het geval was’, reageert Pieter Lakeman op de uitspraak. ‘PwC had slechts gezamenlijke oordelen over een aantal groepen aanbiedingen gegeven en niet nagegaan of het betreffende aanbod van de bank aan de eisen van het Uniform Herstelkader voldeed. Door deze duidelijkheid is indienen van de klacht zinvol geweest voor komende civielrechtelijke schadeacties tegen PWC. Met afwijzing van de klacht staat ten overvloede ook vast dat de voorzitter van een accountantsorganisatie niet tuchtrechtelijk verantwoordelijk is voor hetgeen door de accountantsorganisatie onder zijn toezicht en beleid wordt verricht, zelfs als hij daarvan op de hoogte is.’
Geef een reactie