Een groep van 40 prominenten heeft een brief geschreven aan de Tweede Kamer waarin zij pleiten voor een andere rekensystematiek voor pensioenfondsen. De huidige strenge rekenregels, bedoeld om pensioenen zekerder te maken, leiden juist tot meer onzekerheid, stellen zij.
Een aantal pensioenfondsen dreigt volgend jaar fors te moeten korten op de pensioenen omdat de dekkingsgraad onder de ondergrens is gezakt. ‘Willen we deze problemen oplossen, dan moeten we bereid zijn om de rekensystematiek omtrent de pensioenen inhoudelijk opnieuw te bekijken, in het licht van het bestaande pensioencontract en zeker ook in het zicht van hervorming daarvan.’ De groep van 40 pleit niet voor het omzeilen van kortingen, maar ‘wil uitsluitend tegenwicht bieden tegen onjuiste conclusies gebaseerd op een rekensystematiek die soms welhaast lijkt te worden verdedigd om te kunnen korten’.
Onder de 40 ondertekenaars zijn de RA’s Sonja Barendregt-Roojers (voorheen PwC) en Erasmus-hoogleraar Hans Gortemaker. Daarnaast hebben prominenten als pensioenprofessor Erik Lutjens en voormalig SER-voorzitter Herman Wijffels de brief ondertekend. Tevens wordt de strekking onderschreven door ‘velen die om hen moverende redenen niet genoemd kunnen worden’.
Goed gefinancierd omslaggedeelte
De eerste helft van dit jaar zijn de vermogens van de Nederlandse pensioenfondsen met meer dan 12% toegenomen, stipt de groep aan. ‘Aangezien pensioenfondsen nog steeds meer premie ontvangen dan zij uitkeren, bestaat ons pensioenstelsel op dit moment feitelijk uit een goed gefinancierd omslaggedeelte met daarnaast een jaarlijkse toename van de kapitaaldekking die daar gemiddeld ver bovenuit gaat.’ Volgens de 40 zal het nog vele jaren duren voordat de pensioenfondsen een negatieve cash-flow zullen hebben. ‘En dan nog zullen de fondsen een omvangrijke buffer achter de hand hebben (momenteel al 48 keer de in 2018 uitgekeerde pensioenen) waaruit de pensioenen verder kunnen worden gefinancierd. Deze situatie is uniek in de wereld.’
Euroswaprente is het probleem
Dat de fondsen toch in de problemen zitten, komt door de rekenregels ‘die tot in extremis worden aangehouden’. Dat komt doordat de pensioentoezegging voor iedereen voor 97,5% moeten worden zekergesteld. ‘En tegenwoordig wordt in de discussie al snel gesproken over volledig gegarandeerde toezeggingen.’ Pensioenfondsen mogen volgens de rekenregels voor hun toekomstige rendementen alleen maar rekenen met volledig risicovrije opbrengsten op grond van de euroswaprente. ‘En daar begint het probleem.’ Die rente sterk gedaald en nu zelfs negatief. ‘In het theoretische geval dat de komende 50 jaar de pensioenfondsen conform de gehanteerde rekenregels geen enkel rendement meer zullen maken, is er inderdaad bij een groot aantal pensioenfondsen onvoldoende geld om aan hun toekomstige verplichtingen te kunnen voldoen. Vandaar dat er tal van fondsen op deze basis een dekkingsgraad hebben onder de 100 procent. En er daarom gekort moet worden.’
Zucht naar zekerheid zorgt voor onzekerheid
Maar dat is niet verstandig, aldus de prominenten. Het gemiddelde rendement van de Nederlandse pensioenfondsen is sinds het begin van de jaren negentig jaarlijks ongeveer 7%. ‘Nu zeggen resultaten van beleggingen uit het verleden inderdaad weinig over de toekomst, maar de omslag naar een verwacht rendement van 0% is wel erg groot. Zeker als we weten dat de meeste pensioenfondsen in ons land maar beperkt in staatsleningen beleggen. Maar op het rendement van dit beperkte deel rekenen we volgens de huidige rekenregels wel de hele portefeuille af.’ De tweede reden dat korten niet verstandig is, is het uitgangspunt om de pensioenen zo zeker mogelijk te maken. ‘Maar precies het omgekeerde is gebeurd. Er zijn in ons land nog maar heel weinig mensen te vinden die geloven dat zij een gegarandeerd pensioen hebben. Dat geloof is echt wel verdwenen. De indexatieachterstand ligt bij veel fondsen tussen de 15 en 20 procent en met de komende kortingen erbij zal die achterstand aanzienlijk, zo niet zeer aanzienlijk oplopen. Met dit soort resultaten is het helder dat het vertrouwen van de Nederlandse bevolking in ons pensioenstelsel met rasse schreden achteruit is gegaan.’
Jongeren haken af
Alternatief voor een drastische premiestijging is een forse verlaging van de opbouw. ‘Dat betekent dat de doelstelling uit het Pensioenakkoord dat deelnemers na 40 dienstjaren een pensioen van 75% middelloon hebben opgebouwd, bij lange na niet wordt gehaald. Eerder zal het pensioen na 40 opbouwjaren vermoedelijk op gemiddeld 60% van het middelloon uitkomen.’ En dan is nog gerekend met het maximaal toegestane opbouwpercentage en 40 dienstjaren. ‘Als we met deze factoren rekening houden, dan zou de verwachte pensioenuitkomst voor de jonge deelnemers rond de 30 à 35 procent van het eindloon uitkomen. Dat is dan het perspectief wat we de jongeren in de toekomst gaan bieden.’ Die jongeren zullen dan weinig trek hebben om aan zo’n stelsel mee te doen.
Risico accepteren
Volgens de groep zit de kracht van het pensioenstelsel in de collectieve beleggingsstrategie en de daarbij behorende rendementen. ‘In het feit dat ons pensioengeld gezamenlijk wordt belegd, waardoor we wereldwijd kunnen investeren. Zodat de risico’s over tal van beleggingscategorieën, sectoren en landen kunnen worden gespreid. En we deze risico’s, goed ingekaderd, ook adequaat kunnen beheersen. De goede rendementen uit het verleden tonen dit aan. Dat is niet opeens zomaar verdwenen.’ Individueel zijn zulke rendementen nauwelijks te behalen. De oplossing is dat we accepteren dat pensioenuitkeringen altijd aan een bepaald risico onderhevig zullen zijn en dat risico deels inprijzen, bepleit de groep. ‘Immers het huidige pensioencontract is op zichzelf al onzeker en die onzekerheid zorgt ervoor dat de verplichtingen kunnen worden verdisconteerd met rendementen die hoger zijn dan de risicovrije rente. Belangrijk is dat in het pensioencontract duidelijker een redelijke verhouding wordt vastgelegd tussen risicoprofiel van de pensioenaanspraak en het rendementsprofiel van de beleggingen. Dat betekent dat de mogelijkheid tot kortingen van pensioenen altijd aanwezig blijft. Maar wel meer op basis van de feitelijke omstandigheden en niet louter op basis van onrealistische veronderstellingen.’
Ruimte voor ander beleid
Het verwachte rendement zou deels kunnen worden gebaseerd op de risicovrije rente en voor een ander deel op de gerealiseerde rendementen. ‘Bij een dergelijke benadering moet er uiteraard goed op worden gelet dat de pensioenfondsen wel binnen de afgesproken (en door de toezichthouder goedgekeurde) risicokaders blijven.’ Volgens de briefschrijvers past een dergelijke methode prima in de internationale werkwijze. ‘Als we om ons heen kijken, zien we dat in tal van landen met omvangrijke pensioensystemen (Canada, Denemarken, Verenigd Koninkrijk, Australië) de pensioenfondsen met hogere verwachte rendementen werken dan in ons land. En ook de Europese Pensioenrichtlijn (IORP II) laat expliciet de ruimte aan lidstaten om deze bepleite methodiek te volgen.’
Geef een reactie