De Belastingdienst neemt medewerkers die eerder gebruik hebben gemaakt van de royale vertrekregeling, weer aan.
Voorwaarde is wel dat ze in loondienst komen; terugkeerders moeten de ontvangen vergoeding bij te snelle herintreding terugbetalen. Er zijn inmiddels weer drie van zulke oud-medewerkers aangenomen, schrijft Financiën aan de Tweede Kamer.
De Belastingdienst had een WOB-verzoek ontvangen over het al dan niet inhuren van oud-medewerkers die met een vaststellingsovereenkomst zijn vertrokken. In reactie daarop stuurt de fiscus een notitie van voormalig staatssecretaris Snel, waaruit blijkt dat een medewerker die eerder op basis van een vaststellingsovereenkomst in het kader van de vertrekregeling is vertrokken, niet wordt ingehuurd.
Onduidelijkheid over regels
De notitie (uit juli) was opgesteld omdat er binnen de Belastingdienst onduidelijkheid was over het beleid. Daarin staat dat een onderzoek leerde dat er tegen de regels in toch drie oud-medewerkers waren ingehuurd. ‘De inhuur is, voor zover nog bestaand, stopgezet.’ Medewerkers kunnen wel weer in dienst worden genomen, mits zij voldoen aan de voorwaarden voor het terugbetalen van de vertrekpremie en de meest geschikte kandidaat zijn. ‘Uit onderzoek is tevens gebleken dat er drie oud-medewerkers, die eerder zij vertrokken op basis van de vertrekregeling, zin aangesteld en deze voldoen aan de toezeggingen zoals deze aan de Kamer zijn gedaan.’ Wie terugkeert binnen de zogeheten ‘rekenkundige periode’ (waarop de vergoeding is gebaseerd), moet de ontvangen premie terugbetalen. Die periode bedraagt minimaal vier en maximaal 24 maanden.
De Belastingdienst introduceerde in 2016 een vrijwillige vertrekregeling om de mobiliteit te bevorderen. Die sloeg aan: meer dan 5.000 medewerkers maakten er gebruik van. Kostenpost: € 700 miljoen.
Geef een reactie