Werknemers van een Rotterdams accountantskantoor hebben flink in de clinch gelegen met hun werkgever over schade die ze hadden opgelopen doordat hun werkgever niet waarschuwde voor de negatieve gevolgen van waardeoverdracht bij een wijziging van hun pensioenregeling. Over de kwestie is zelfs tot aan de Hoge Raad geprocedeerd. Dat blijkt uit een uitspraak van de rechtbank Rotterdam in de schadestaatprocedure. De uitspraak is vorig jaar gedaan, maar werd pas recent gepubliceerd.
Uitspraak: ECLI:NL:RBROT:2019:10871
Schending goed werkgeverschap
De zaak was door drie werknemers van het accountantskantoor aangespannen tegen de drie vennoten in de maatschap HLB Den Hartog Accountants & Adviseurs. In de schadestaatprocedure werd verwezen naar een uitspraak van het gerechtshof Den Haag, dat op 16 februari 2016 Den Hartog veroordeelde om de schade te vergoeden die de drie hebben geleden als gevolg van de schending door Den Hartog van het goed werkgeverschap. De Hoge Raad heeft (in de hoofdzaak) het cassatieberoep van Den Hartog verworpen. Het arrest van het hof Den Haag is hiermee onherroepelijk geworden.
Verweer Den Hartog
In de schadestaatprocedure voerde Den Hartog als verweer aan dat het evident is dat de drie werknemers toch gekozen zouden hebben voor waardeoverdracht, ook als zij op adequate wijze door Den Hartog gewaarschuwd waren voor de daaraan verbonden risico’s. Den Hartog gaat daarbij volgens de rechtbank Rotterdam echter voorbij aan het gegeven dat het hof haar heeft veroordeeld de schade te vergoeden die de drie werknemers geleden hebben als gevolg van de schending van het goed werkgeverschap. ‘In die veroordeling ligt besloten dat [eisers] schade hebben geleden die vergoed moet worden na vaststelling daarvan in een schadestaatprocedure. Los van het speculatieve karakter van het verweer van Den Hartog, is dit verweer nu niet meer aan de orde. Aan bewijslevering op dit punt komt de kantonrechter dan ook niet toe.’
Bepaling schadeomvang
Ter vaststelling van de schadeomvang moet volgens de kantonrechter een vergelijking worden gemaakt tussen het pensioen waartoe de drie gerechtigd zouden zijn als geen waardeoverdracht had plaatsgevonden en het pensioen waartoe zij nu gerechtigd zijn. Over deze berekeningsmethodiek zijn partijen het eens, zij het dat Den Hartog van mening is dat de maatstaf daarbij niet moet zijn het pensioen waartoe zij nu gerechtigd zijn, maar het pensioen waartoe zij nu gerechtigd hadden kunnen zijn. ‘Uitgangspunt moet zijn de daadwerkelijk door [eisers] geleden schade, zodat aansluiting gezocht moet worden met de onweersproken gelaten feitelijke gegevens en geen ruimte is voor het aannemen van een mogelijk hoger pensioen dan feitelijk is gerealiseerd. Dat [eisers] onzorgvuldige of onredelijke beslissingen hebben genomen, waarop Den Hartog geen invloed heeft kunnen hebben, waardoor [eisers] nu een lager pensioen hebben dan redelijkerwijs had kunnen worden gerealiseerd, is onvoldoende onderbouwd.’
De rechtbank Rotterdam kwam daarom tot de slotsom dat de door de drie werknemers gehanteerde berekeningsmethode juist is en zal dienen als basis voor de vaststelling van de schade. De vennoten van het accountantskantoor werden vervolgens door de kantonrechter veroordeeld tot compensatie van de geleden schade volgens die berekeningsmethode.
Reactie HLB Den Hartog Accountants & Adviseurs:
‘Tegen deze uitspraak is in 2019 al hoger beroep ingesteld, waarbij inmiddels gebleken is dat het oordeel van de kantonrechter dat “In die die veroordeling ligt besloten dat [eisers] schade hebben geleden die vergoed moet worden na vaststelling daarvan in een schadestaatprocedure” onjuist is. Het gerechtshof Den Haag heeft in de openbare zitting van 5 oktober 2020 het voorlopige oordeel gegeven dat er over de causaliteitsvraag wel degelijk nog in de schadestaatprocedure beslist moest worden.
Partijen zijn daarna op basis van dit uitgangspunt onderling tot een definitieve regeling gekomen, zodat er geen arrest van het gerechtshof zal komen waarin dit wordt vastgelegd.
Overigens merken wij op dat het gerechtshof in de eerdere uitspraak de door u genoemde waarschuwingsplicht voor de waardeoverdracht voor het eerst in het recht heeft geïntroduceerd. Dat is juridisch gekwalificeerd als slecht werkgeverschap, wat echter niet wil zeggen dat wij een slechte werkgever zouden zijn.
Dat blijkt ook uit het feit dat het gerechtshof in die eerdere uitspraak tevens heeft geoordeeld dat de voorlichting over de overgang van de ene pensioenregeling naar de andere pensioenregeling wel voldoende was. Dit onderdeel van de uitspraak heeft de Hoge Raad in stand gelaten.’
Geef een reactie