Als de Wet Verevening Pensioenrechten bij Scheiding (WVPS) per 1 januari 2022 wijzigt, wordt conversie het uitgangspunt voor de verdeling van de pensioenrechten. Onder dit nieuwe regime krijgt iedere ex-partner dan zijn eigen rechten. Verevening is vanaf dat moment dan nog slechts in een beperkt aantal gevallen mogelijk.
Bij echtscheiding moeten echtgenoten de door hen beide opgebouwde pensioenrechten verdelen. Voor die verdeling geeft de Wet Verevening Pensioenrechten bij Scheiding (WVPS) een aantal voorschriften. De vraag is nu óf en in hoeverre partijen hiervan mogen afwijken. Voor de verdeling van lijfrentes gelden weer heel andere regels. De belangrijkste punten bespreekt Edwald de Voogd van der Straten hier aan de hand van de volgende casus:
Ewout en zijn vrouw Nellie hebben besloten dat ze gaan scheiden. Ze zijn getrouwd in algehele gemeenschap van goederen. Ewout en Nellie werken beiden in loondienst en bouwen in die dienstbetrekking pensioenrechten op. Ewout doet dat bij een pensioenfonds, Nellie bij een verzekeringsmaatschappij. Verder heeft Ewout een lijfrenteverzekering afgesloten. Ze willen de pensioenrechten graag fifty-fifty verdelen. Aangezien Ewout meer pensioenrechten heeft opgebouwd, is het de bedoeling dat Nellie de lijfrenteverzekering krijgt toegedeeld. In hoeverre is die constructie toegestaan?
Pensioenrechten
De WVPS schrijft voor dat bij echtscheiding de helft van het tijdens het huwelijk door de ene partner opgebouwde ouderdomspensioen wordt toegedeeld aan de andere partner. Deze laatste heeft ook recht op het opgebouwde partnerpensioen tot op het moment van echtscheiding. Wat Ewout en Nellie graag willen, kunnen ze dus realiseren. Maar hoe kan deze toedeling nu worden vormgegeven in de praktijk?
De WVPS gaat er standaard van uit dat – zonder nadere afspraken tussen de beide echtgenoten – wordt verevend. Verevenen houdt in dat de vereveningsgerechtigde partner een recht op uitbetaling krijgt ter grootte van de helft van het ouderdomspensioen jegens de uitvoerder (verzekeraar of pensioenfonds). Overlijdt de vereveningsgerechtigde partner, dan betaalt de uitvoerder het gehele pensioen weer uit aan de vereveningsplichtige partner. Overlijdt de vereveningsplichtige partner, dan vervalt de uitkering van het ouderdomspensioen en keert in plaats daarvan de pensioenuitvoerder het partnerpensioen uit.
Ewout en Nellie moeten wel binnen twee jaar na de echtscheiding een melding doen aan de pensioenuitvoerder. Alleen dán zal de uitvoerder meewerken aan een directe uitbetaling aan de vereveningsgerechtigde. Doen Ewout en Nellie deze melding niet of te laat, dan moet de vereveningsgerechtigde partner zelf de helft van het ouderdomspensioen uitkeren aan zijn of haar ex-partner.
Conversie
De beide echtgenoten kunnen ook kiezen voor conversie. In dat geval wordt de waarde van de helft van het ouderdomspensioen en de waarde van het partnerpensioen omgezet in een eigen recht op pensioenuitkeringen ten behoeve van de vereveningsgerechtigde partner. Overlijdt in deze situatie de vereveningsgerechtigde partner, dan blijft de uitvoerder de helft van het ouderdomspensioen uitbetalen aan de vereveningsplichtige partner. Ook hier moet melding worden gedaan aan de uitvoerder, die bovendien ook moet instemmen met de conversie.
Echtgenoten kunnen afwijken van de wettelijke fifty-fiftyverdeling en een andere verdeling afspreken. Ook mogen zij een andere periode met elkaar afspreken dan de duur van het huwelijk.
Kleine pensioenen
Stel dat Nellie uit de casus in totaal € 800 aan jaarlijks ouderdomspensioen heeft opgebouwd. Ewout zou dan als gevolg van de fifty-fifty-verdeling recht krijgen op een jaarlijkse uitkering van € 400. De WVPS bepaalt dan dat de echtgenoten deze pensioenaanspraak niet hoeven te verevenen. De reden daarvoor is dat er dan sprake is van een zogenoemd klein pensioen (voor 2020 ligt de grens bij € 497,27). Waarschijnlijk zijn dergelijke rechten vanuit efficiencyoverwegingen uitgesloten van verevening.
Positie DGA
De verdelingsregeling zoals hiervoor beschreven, geldt ook voor een DGA die zijn pensioen in eigen beheer heeft laten uitvoeren. Inmiddels is de mogelijkheid om nieuwe rechten in eigen beheer op te bouwen afgeschaft, en is een groot deel van de eigenbeheerpensioenen afgekocht of omgezet in een ODV. Er zijn naar schatting nog zo’n 40.000 DGA’s die niet hebben gekozen voor afkoop of omzetting. Zij kunnen dus nog te maken krijgen met de verdelingsregels bij scheiding.
Herziening WVPS
Met ingang van 1 januari 2022 wordt de WVPS gewijzigd; het wetsvoorstel daartoe ligt op dit moment bij het parlement ter behandeling. De belangrijkste verandering die er dan plaatsvindt, is dat conversie het uitgangspunt gaat worden voor de verdeling van de pensioenrechten. Verevening is vanaf 2022 nog slechts in een beperkt aantal gevallen mogelijk. Een andere belangrijke verandering is dat met ingang van 2022 nog slechts de helft van het tijdens het huwelijk opgebouwde ouderdomspensioen en partnerpensioen wordt verdeeld. Dat is dus voor wat betreft het partnerpensioen een beperking ten opzichte van de huidige situatie.
Spelregels veranderen tijdens het spel
De gewijzigde bepalingen zijn alleen van toepassing op scheidingen die plaatsvinden na 1 januari 2022. Toch werpt de nieuwe wet al wel zijn schaduwen vooruit. Denk daarbij aan de volgende situatie. Echtgenoten hebben bij het aangaan van hun huwelijk in huwelijkse voorwaarden vastgelegd dat zij bij echtscheiding hun ‘pensioenaanspraken zullen verdelen overeenkomstig de wettelijk standaardmethode’.
Als dat huwelijk is aangegaan vóór 1 januari 2022, dan betekende deze formulering dat de pensioenuitvoerder de pensioenrechten zou verdelen volgens de methode van verevening – nu nog de standaardmanier van verdelen. Na 1 januari 2022 betekent deze formulering – als gevolg van de wetswijziging – dat de verdeling plaatsvindt volgens de methode van conversie. Kortom, er is de komende periode werk aan de winkel om te beoordelen of de oorspronkelijke bedoeling van de echtgenoten nog in overeenstemming is met de nieuwe wettelijke norm!
Lijfrentes
Lijfrentes dienen bij echtscheiding te worden verdeeld als ze binnen de gemeenschap van goederen vallen. In de voornoemde casus heeft Ewout de verzekering afgesloten. Wat betekent dat een toedeling aan Nellie in principe tot fiscale sancties leidt. Gelukkig voorziet de Wet IB 2001 in een mogelijkheid om in het kader van echtscheiding dergelijke polissen zonder sancties te laten toekomen aan de andere echtgeno(o)t(e). De wet ziet overigens alleen op situaties waarbij het gaat om een gemeenschap van goederen. Voor de situaties waarbij er geen gemeenschap bestaat, maar er wel een verrekeningsverplichting ten aanzien van de lijfrente, heeft de staatssecretaris in een besluit (16 mei 2019, nr. 2019-115021) goedgekeurd dat ook in die gevallen een lijfrente fiscaal geruisloos mag worden toegedeeld aan de andere echtgeno(o)t(e).
Vermijd mijnenveld van verrekening
Let er bij het verdelen van pensioenrechten, lijfrentes en stamrechten wel op dat je niet in het mijnenveld van de verrekening terechtkomt. Aan verrekenen kunnen voor beide echtgenoten vervelende en onvermoede fiscale gevolgen kleven. In het kader van deze bijdrage voert het echter te ver om daarop in te gaan.
Grondige wijziging
De aangekondigde wetgeving wijzigt de manier van verdelen van pensioenrechten grondig. Bij de huidige standaardmethode – verevening – blijven de beide ex-partners door middel van de pensioenrechten nog enigszins aan elkaar gebonden. De voorgestelde nieuwe standaardmethode, conversie, doorbreekt die band. Ieder krijgt dan zijn/haar eigen rechten. In het kader van een echtscheiding en de in dat verband te verdelen gezamenlijke boedel is conversie de meest logische manier om de pensioenrechten te verdelen. Deze trendbreuk vergt de komende tijd wel de nodige uitleg.
Mr. Edwald de Voogd van der Straten is Pensioenjurist bij Fiscount
Meer inzicht krijgen in de (on)mogelijkheden van het schuiven met de ingangsdatum van pensioen, lijfrente en stamrechten? Volg de (online) cursus ‘Pensioen, lijfrente of stamrecht: hoe pakken de verschillen uit bij een inkomensplanning?’
Annette Mussers zegt
Wij zijn in 1970 gescheiden. Destijds “ onder de grote leugen”, ik heb toen de schuld op me genomen hoewel er geen sprake was van een andere partner. Ik heb wel alimentatie geweigerd. Toen mijn ex-man in 1998 overleed, kreeg ik van zijn pensioenfonds bericht dat ik eventueel een nabestaanden pensioen over de periode dat ik met hem gehuwd was zou ontvangen. Ik ben met het bericht naar Breda gegaan. Het bureau was daar destijds gevestigd. Het pensioenfonds ABP is het fonds waarbij de heer Aarts, mijn ex en architect bij De Rijksgebouwendienst, lid was. Mij werd echter meegedeeld dat ik geen recht had op een deel van het nabestaanden pensioen omdat ik de “ schuldige partij “ was in de echtscheiding.
Omdat ik op dat moment de diagnose borstkanker te verwerken het, heb ik geen actie ondernomen. Kort daarna is de wet op nabestaanden pensioen gewijzigd en is “ de grote leugen” geen argument om het pensioen te weigeren. De oorzaak van de scheiding speelt zelfs geen rol meer. Mijn vraag is dan ook, kan ik hier alsnog aanspraak op maken?