Een RA/AA trok in een brief onder andere een conclusie over de waarde van certificaten en wekte de indruk dat een bepaalde mate van assurance werd gegeven. Dat past niet in een rapport van feitelijke bevindingen, constateert de Accountantskamer. Ook als assurance-rapport schiet de brief tekort, aangezien de RA/AA zelf erkende dat hij geen assurance-werkzaamheden heeft uitgevoerd. Gelet op die verklaring moet worden geconcludeerd dat de accountant onvoldoende assurance-informatie heeft verkregen, waardoor de brief geen deugdelijke grondslag heeft. Daarmee heeft de RA/AA gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid, oordeelt de tuchtrechter. Een berisping is volgens de Accountantskamer in dit geval gepast.
Uitspraak: 20-1812 RA AA20-1812 RA AA
De accountant met zowel de RA- als AA-titel had 1.040 certificaten van aandelen in de BV waarvoor hij werkzaam was geweest. Zijn dienstverband ging op een bepaald moment over naar een andere werkmaatschappij. De BV waarin de accountant aandelen had verkocht de eigen aandelen in de werkmaatschappij waar de accountant nu werkzaam voor was, waardoor de banden dus werden verbroken. De advocaat van die BV liet de accountant daarna weten dat hij verplicht was om de door hem gehouden certificaten te verkopen aan de BV.
De RA/AA stuurde daarna op 6 juli 2020 een brief ‘Waarmerking berekeningsmethodiek Certificaten van aandelen’ aan de BV waarvan hij aandelen bezat. Daarin sprak hij zich onder meer uit over de waarde van de certificaten van aandelen. De BV en de accountant konden het echter niet eens worden over de verkoopprijs, waarna de brief hem een tuchtklacht opleverde. De kern van de klacht was dat de RA/AA onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de juistheid van de prijsbepaling en dat hij onzorgvuldig heeft gerapporteerd.
Op de zitting bij de Accountantskamer antwoordde de accountant desgevraagd dat zijn brief van 6 juli 2020 een rapport van feitelijke bevindingen is en dat hij bij het opstellen het kader van Standaard 5500 (Transactiegerelateerde adviesdiensten) heeft toegepast. Daarna wijzigde hij zijn standpunt en door te stellen dat hij toepassing had gegeven aan Standaard 4400(N) (Opdrachten tot het verrichten van overeengekomen specifieke werkzaamheden).
Geen rapport van feitelijke bevindingen
Naar het oordeel van de Accountantskamer kan de brief niet worden beschouwd als een rapport van feitelijke bevindingen als bedoeld in Standaard 4400N. Hiervoor is van belang dat de accountant in de brief een conclusie heeft getrokken met betrekking tot waarde van de certificaten. Het trekken van een dergelijke conclusie past niet in een rapport van feitelijke bevindingen, omdat een accountant daarin alleen rapporteert over de feitelijke bevindingen die volgen uit zijn werkzaamheden. De accountant mag geen oordeel geven of conclusies trekken over het object in zijn totaliteit. Daarnaast heeft de accountant met zijn brief de indruk gewekt dat een bepaalde mate van zekerheid (assurance) wordt gegeven over de waarde van de certificaten. Daar komt nog bij dat op de bijlage bij de brief staat vermeld dat deze hoort bij het oordeel van 6 juli 2021. Ook dit is niet in overeenstemming met Standaard 4400N, waarin staat dat een accountant moet vermijden dat de indruk wordt gewekt dat sprake is van een assurance-opdracht. Verder voldoet deze brief niet aan de eisen die aan een rapport van feitelijke bevindingen worden gesteld. Zo staat in de brief niet vermeld dat de opdracht in overeenstemming met Standaard 4400N is uitgevoerd, zijn de overeengekomen specifieke werkzaamheden niet omschreven, is het doel waarvoor deze werkzaamheden zijn uitgevoerd niet genoemd, ontbreekt een verwijzing naar de opdrachtvoorwaarden en zijn de beoogde gebruikers niet genoemd.
Wel assurance-rapport?
Omdat de gebruikte bewoordingen in de brief kunnen worden opgevat als bedoeld om het vertrouwen van de beoogde gebruikers te versterken in de prijsbepaling, kan aan deze brief een aspect van assurance niet worden ontzegd. Daarom zal de Accountantskamer deze brief beoordelen als een assurance-rapport waarop van toepassing is Standaard 3000A (Assurance-opdrachten anders dan opdrachten tot controle of beoordeling van historische financiële informatie (attest-opdrachten)). Dit betekent onder meer dat de brief moet berusten op een deugdelijke grondslag. De accountant moet voldoende en geschikte assurance-informatie hebben verkregen om tot zijn conclusies te kunnen komen.
De Accountantskamer oordeelt dat dat niet het geval is. De RA/AA heeft op de zitting verklaard dat hij alleen heeft getoetst of de gegevens uit de jaarrekeningen van de BV (waarbij door een andere accountant een samenstellingsverklaring was afgegeven) aansluiten op de gegevens die in de prijsbepaling zijn gehanteerd en of de prijsberekening juist was uitgevoerd. Hij heeft erkend dat hij geen assurance-werkzaamheden heeft uitgevoerd. Gelet op deze verklaring van de accountant moet worden geconcludeerd dat hij onvoldoende assurance-informatie heeft verkregen, waardoor de brief geen deugdelijke grondslag heeft. Daarmee heeft de RA/AA gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid, spreekt de tuchtrechter uit.
Ook onzorgvuldig gerapporteerd
Dit fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid heeft de RA/AA ook geschonden doordat hij onzorgvuldig heeft gerapporteerd. De brief van 6 juli 2020 voldoet niet aan alle eisen die Standaard 3000A aan de inhoud van een assurance-rapport stelt. Daar komt bij dat de brief veel slordigheden bevat, die klager in zijn pleitnota heeft opgesomd, wat een onzorgvuldige indruk geeft.
Voorzichtigheid vereist
Ter lering van de RA/AA wijst de Accountantskamer op het volgende. Voorzichtigheid is vereist bij het vaststellen of sprake is van een opdracht als bedoeld in 4400N dan wel van opdrachten waarvan verwacht wordt dat zij als een controle of andere assurance-opdracht worden uitgevoerd. Daarom is het van belang dat een accountant vooraf overleg voert met de beoogd gebruikers over de uit te voeren werkzaamheden en de uitgangspunten van de opdracht. De accountant kan (mede) op basis daarvan nagaan of de opdracht geschikt is in de gegeven omstandigheden, gelet op doelstelling en de informatiebehoefte van de beoogd gebruikers. Standaard 4400N besteedt daar ook expliciet aandacht aan. Als de RA/AA van tevoren (voldoende) overleg had gevoerd met de beoogd gebruikers, had hij meer zicht gehad op de (on)toepasselijkheid van de opdracht.
Geef een antwoord