Een gelijkere fiscale behandeling in Nederland van eigen vermogen en vreemd vermogen is wenselijk, maar unilaterale invoering van een vermogensaftrek in de vennootschapsbelasting is dat niet. Dat zijn enkele conclusies die onderzoekers trekken in een onderzoek naar de wenselijkheid en vormgeving van een budgettair neutrale invoering van een vermogensaftrek in de vpb dat staatssecretaris Vijlbrief van Financiën naar de Tweede Kamer heeft gestuurd.
In zijn algemeenheid geldt dat een meer gelijke fiscale behandeling van eigen vermogen en vreemd vermogen wenselijk is, is één van de conclusies in het onderzoek. Op deze wijze wordt namelijk de debt bias beperkt en de financiële weerbaarheid van het Nederlandse bedrijfsleven versterkt.
Geen mogelijkheid op nieuwe ongewenste fiscale planningsmogelijkheden bieden
Het verdient de voorkeur om een meer gelijke behandeling van eigen vermogen en vreemd vermogen in internationaal of multilateraal verband te bewerkstelligen. Een unilaterale invoering van een vermogensaftrek, volledig dan wel incrementeel, in de vennootschapsbelasting is niet wenselijk. Vanwege de mogelijkheid op nieuwe ongewenste fiscale planningsmogelijkheden doet een unilaterale invoering van een vermogensaftrek afbreuk aan de aanpak van belastingontwijking. De Europese Commissie heeft in dat kader gepleit voor een multilaterale invoering van een vermogensaftrek. Hierbij benadrukt de EC de noodzaak voor antimisbruikmaatregelen om te voorkomen dat een vermogensaftrek kan worden gebruikt voor belastingontwijking. Bovendien leidt de introductie van een vermogensaftrek tot een verdere toename van de complexiteit in een toch al zeer complexe belastingwet, hetgeen bewerkelijk is voor de uitvoerbaarheid. Daarnaast kent een vermogensaftrek een significante deadweight loss. Een budgettair neutrale invoering van een unilaterale invoering van de vermogensaftrek in combinatie met een aanscherping van de earningsstrippingmaatregel is derhalve eveneens niet wenselijk.
Beperken renteaftrek
Een andere manier om unilateraal een meer gelijke behandeling van eigen vermogen en vreemd vermogen te bewerkstelligen is door het verder beperken van de aftrekbaarheid van rente. Om de aftrekbaarheid van rente verder te beperken kan de huidige generieke renteaftrekbeperking in de vennootschapsbelasting, de earningsstrippingmaatregel, worden aangescherpt. Dit kan worden bewerkstelligd door in de earningsstrippingmaatregel het aftrekpercentage van de EBITDA (nu 30%) of de drempel (nu € 1 miljoen) verder te verlagen dan wel een combinatie van beide. In tegenstelling tot een vermogensaftrek betekent dit een lastenverzwaring voor belastingplichtigen in de vennootschapsbelasting. Deze lastenverzwaring kan budgettair neutraal worden vormgegeven door de opbrengst aan te wenden voor een generieke verlaging van het tarief van de vennootschapsbelasting. Een aanscherping van de earningsstrippingmaatregel kent in de meest vergaande variant een budgettaire opbrengst van € 4,5 miljard. Wanneer deze budgettaire opbrengst wordt teruggesluisd in een generieke verlaging van het tarief van de vennootschapsbelasting leidt dat tot een hoog tarief van circa 18%.
Bij het (verder) beperken van de debt bias door middel van een aanscherping van de earningsstrippingmaatregel in combinatie met een terugsluis in het tarief van de vennootschapsbelasting lijkt het logisch om zowel de drempel als het aftrekbare percentage van de EBITDA in de earningsstrippingmaatregel te verlagen, omdat op die manier de earningsstrippingmaatregel zo breed mogelijk aangrijpt. Door de drempel is de prikkel van de earningsstrippingmaatregel tot nu toe alleen beperkt tot belastingplichtigen met per saldo rentelasten van meer dan € 1 miljoen. Het verlagen van de drempel zorgt voor een bredere werking van de prikkel die uitgaat van de earningsstrippingmaatregel en verlaagt daarnaast het risico op het opknippen van vennootschappen om vaker gebruik te maken van de drempel in de earningsstrippingmaatregel (fragmentatie). De mate waarin de earningsstrippingmaatregel wordt aangescherpt, bepaalt de mate waarin de debt bias wordt beperkt en de mate waarin het tarief van de vennootschapsbelasting kan worden verlaagd.
Door het aanscherpen van de earningsstrippingmaatregel in combinatie met een terugsluis in het tarief van de vennootschapsbelasting wordt oog gehouden voor het behoud van een aantrekkelijk vestigings- en investeringsklimaat voor ondernemers en investeerders met reële activiteiten in Nederland. Hierbij wordt, vanwege de budgettair neutrale vormgeving, geen afbreuk gedaan aan het uitgangspunt dat ook van het bedrijfsleven een bijdrage aan de collectieve voorzieningen wordt gevraagd. Een lastenschuif kan tot verschillende uitkomsten leiden voor verschillende belastingplichtigen. Gezien de opgedragen maatschappelijke opgaven van woningcorporaties en de daarvoor beschikbare middelen is het van belang de gevolgen voor woningcorporaties in kaart te brengen en te bezien hoe eventuele mitigatie kan worden bewerkstelligd.
Niet uit de pas lopen
In het kader van een aantrekkelijk vestigings- en investeringsklimaat is het van belang om oog te houden voor de voorspelbaarheid van fiscaal beleid om onzekerheid hieromtrent bij investeerders zo veel mogelijk te vermijden. Nederland zal bij het unilateraal aanscherpen van de earningsstrippingmaatregel op dit onderdeel verder uit de pas gaan lopen ten opzichte van andere EU-lidstaten en het Verenigd Koninkrijk. Hierbij dient te worden opgemerkt dat een terugsluis in het tarief van de vennootschapsbelasting het vestigings- en investeringsklimaat versterkt. Ook leidt het beperken van de aftrekbaarheid van rente – in algemene zin – ertoe dat er economisch dubbele heffing kan ontstaan.
Kamerbrief over onderzoek fiscale behandeling van eigen en vreemd vermogen
Geef een reactie