
Van de zzp’ers die gebruikmaken van de fiscale oudedagsreserve (FOR) zet een groot deel het bedrag niet (volledig) opzij, constateert pensioenaanbieder BrightPensioen.
De FOR wordt toegepast door 34% van de zzp’ers. Maar van die groep zet 28% het bedrag dat in de boekhouding wordt gereserveerd niet daadwerkelijk apart; 25% zet het slechts ten dele opzij, zo blijkt uit onderzoek van Multiscope in opdracht van BrightPensioen. Directeur Sjaak Zonneveld: ‘Dat ruim een kwart van de FOR-gebruikers in werkelijkheid niets apart zet, is meer dan wij hadden verwacht. Dit is echt een valkuil voor flink wat zzp’ers.’ Het probleem van het niet daadwerkelijk apart zetten van het FOR-bedrag is het grootst onder zzp’ers met een mbo-opleiding (40%). Bij zzp’ers met een hbo-opleiding zet 30% niets apart; bij die met een wo-opleiding is dat 13%.
Hoogte vaak niet bekend
Het inzicht in de opgebouwde FOR en wat het precies inhoudt, kan nog een stuk beter: 32% van degenen die van de oudedagsreserve gebruikmaken heeft geen idee van de hoogte ervan. Van alle zzp’ers weet 39% niet dat er belasting betaald moet worden over het FOR-bedrag dat wordt opgebouwd. Bij de groep zzp’ers die wel gebruikmaken van de FOR weet 11% dat niet. Het geld voor de reserve wordt door een kleine meerderheid (52%) op een spaar- of bankrekening gezet.
Lees ook: De FOR: ‘t Is een bijzonder kind en dat is ‘t
Aanvullende voorwaarde
Zonneveld vindt behoud van de FOR belangrijk. ‘Afschaffen van de FOR dupeert de grootste groep mensen die wél geld opzijzetten. En er mag zeker niet verwacht worden dat die groep daardoor automatisch geld in een lijfrente zal stoppen. De terughoudendheid om geld definitief vast te zetten in een pensioenvoorziening blijft immers en die is sinds de coronacrisis eerder groter geworden dan kleiner.’ Wel zou van Zonneveld de verplichting mogen worden toegevoegd dat het geld daadwerkelijk apart moet worden gezet. ‘Dat moet voorkomen dat mensen de belastingclaim niet kunnen betalen in de toekomst. Ook zorgt het ervoor dat mensen daadwerkelijk een reserve zullen aanleggen. En daarmee wordt voorkomen dat de reservering alleen op papier staat. Tegelijkertijd zouden de regels voor het opnemen van lijfrente in geval van financiële nood versoepeld moeten worden. Nu kan dat alleen bij arbeidsongeschiktheid, maar er zijn meer ondernemersrisico’s die het noodzakelijk maken om bij je geld te kunnen komen.’
Eindelijk, na ongeveer een halve eeuw, wordt (h)erkent dat de FOR een misleidende naam heeft (want het is helemaal geen reserve zoals een boer, burger, buitenlui, ondernemer, econoom of ambtenaar een reserve beleefd) en ook meestal, lees: bijna altijd, verkeerd gebruikt wordt (als aftrekpost in plaats van een “voor je uit schuifpost”). De “mooiste” motivatie om, als kantoor, de FOR altijd maar blindelings maximaal toe te passen die ik ooit hoorde is: we moeten wel want hullie (het collega kantoor in het dorp) doen het ook.
Er mee stoppen? Ja natuurlijk, z.s.m., maar bedenk er bij dat het langdurige misbruik tot enorme cumulatie van bijtelverplichtingen heeft geleid.