
De rechtbank Limburg heeft een boekhouder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden. Als boekhouder van twee eenmanszaken die de rechtbank als spookbedrijven aanmerkt, maakte de man valse arbeidsovereenkomsten, salarisspecificaties en werkgeversverklaringen op. Daarmee konden mensen zich voordoen als werknemer met een hoog salaris, om op die manier een hypotheek of een huurwoning te krijgen. Dat hebben meerdere personen ook daadwerkelijk gedaan, constateert de rechtbank.
Inval in gemeente Roerdalen
Op 26 november 2016 werden in het kader van een strafrechtelijk onderzoek met de naam ‘Salinas’ doorzoekingen uitgevoerd in een pand in de gemeente Roerdalen en in een tweede pand. In een van de twee panden was een bedrijf gevestigd waarvan de boekhouder de beheerder was. Hij verbleef in dat pand en had daar een eigen ruimte waarin fysieke bedrijfsadministratie en een laptop lagen die in beslag zijn genomen. In die bedrijfsadministratie en in de veiliggestelde digitale data van de laptop werden een groot aantal arbeidsovereenkomsten, salarisspecificaties en werkgeversverklaringen aangetroffen op naam van verschillende personen. In totaal werden 54 arbeidsovereenkomsten aangetroffen van twee eenmanszaken van de boekhouder. In enkele arbeidsovereenkomsten zijn BSN-nummers gebruikt die niet toebehoorden aan de desbetreffende werknemer en bij twee arbeidsovereenkomsten was het toenmalige inschrijvingsadres van de verdachte gebruikt als adres van de werknemer.
Spookbedrijven
De rechtbank stelt vast dat de eenmanszaken zogenaamde ‘spookbedrijven’ betreffen met werknemers die nooit daadwerkelijk werkzaamheden hebben verricht. Door de twee eigenaren van de eenmanszaken is verklaard dat zij geen werknemers in dienst hadden. In de administratie van deze bedrijven zijn bovendien geen stukken aangetroffen waaruit die werkzaamheden blijken, zoals werkopdrachten, offertes, klantgegevens, projectgegevens en registraties van gewerkte uren of uitgevoerde werkzaamheden. Er zijn nauwelijks facturen aangetroffen die naar klanten zouden zijn gestuurd en er zijn op de bankrekening geen bedragen bijgeschreven die van klanten afkomstig (kunnen) zijn. Uit onderzoek is immers gebleken dat enkel bedragen zijn overgeschreven door of namens nepklanten ter voldoening van facturen waaraan geen reële werkzaamheden ten grondslag lagen. De loonsom van een van de eenmanszaken was hoger dan de omzet die zou zijn gerealiseerd en de salarissen werden betaald van contante stortingen op de rekening van een van de eenmanszaken die steeds kort vóór de salarisbetalingen plaatsvonden. Door de tweede eenmanszaak zijn geen salarissen betaald.
Verklaring boekhouder
De verdachte is ter terechtzitting bevraagd over de aard van de dienstverbanden en werkzaamheden van de eenmanszaken. Hij heeft verklaard dat een van de eenmanszaken wel degelijk werknemers in dienst heeft gehad en dat zij werkzaamheden hebben verricht voor meerdere klanten. De werknemers hielden zich vooral bezig met klantenwerving en het opnemen van verdachtes telefoon, maar daarvan zijn geen urenregistratie bijgehouden. De werkzaamheden van de eenmanszaak waren voornamelijk in het incassowezen gelegen. Het was de bedoeling om later ook beveiligingswerk te gaan uitvoeren. De contante stortingen op de rekening van de eenmanszaak waren afkomstig van klanten en investeerders. De aangetroffen arbeidsovereenkomsten en salarisstroken waren deels voorbeeldberekeningen waarmee de verdachte wilde laten zien dat hij een accurate en betrouwbare boekhouder was. De facturen gericht aan [naam 6] en [naam 7] zijn echt en behelzen werkzaamheden die de verdachte zelf heeft uitgevoerd. De factuur gericht aan [naam 8] is ook echt en was voor het laten uitvoeren van schilderwerkzaamheden.
Ongeloofwaardig
Gelet op bovengenoemde vaststelling door de rechtbank dat beide eenmanszaken spookbedrijven waren die geen klanten hadden, geen werkzaamheden verrichtten, geen betalingen van klanten ontvingen en – voor wat betreft een van de eenmanszaken – de “salarissen” van haar “werknemers” betaalde nadat – onherleidbare – contante stortingen op haar bankrekening werden gedaan, acht de rechtbank deze verklaring van de verdachte ongeloofwaardig.
Valse documenten
De verdachte heeft meerdere valse documenten opgemaakt waaronder arbeidsovereenkomsten, salarisstroken en werkgeversverklaringen. Dergelijke documenten kunnen worden gebruikt om derden, waaronder kredietverleners en verhuurders, voor te spiegelen dat iemand in loondienst is, en daarmee een bepaalde financiële draagkracht heeft om aan de financiële verplichtingen te voldoen die bijvoorbeeld verbonden zijn aan een hypothecaire lening of een huurovereenkomst. Twee van de tenlastegelegde documenten zijn ook daadwerkelijk gebruikt voor het verkrijgen van een hypotheek. Uit het aangetroffen aanvraagformulier huurwoning blijkt dat [naam 3] in ieder geval van plan was om een woning te huren met behulp van de op haar naam staande valse arbeidsovereenkomst bij een van de eenmanszaken. Aan [naam 9] is een hypotheek verstrekt op basis van stukken waaruit een dienstverband bij een van de eenmanszaken zou blijken. De valsheid van de aangetroffen salarisspecificatie van een van de eenmanszaken op naam van [naam 9] blijkt bovendien uit de omstandigheid dat als datum indiensttreding 1 april 2016 staat vermeld, terwijl [naam 9] volgens de eveneens aangetroffen arbeidsovereenkomst reeds sinds 1 augustus 2015 in dienst zou zijn geweest bij de eenmanszaak. Tot slot heeft [naam 2] een woning gehuurd met behulp van – andere dan in de tenlastelegging vermelde – documenten waaruit een dienstverband bij de eenmanszaak zou blijken. Daarmee is bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, te weten het opzettelijk opmaken van valse geschriften die waren bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen met het oogmerk om die door anderen te doen gebruiken.
Bepaling strafmaat
De verdachte heeft in zijn rol als boekhouder van de eenmanszaken meerdere valse documenten opgemaakt. Met deze documenten konden personen zich voordoen als werknemer met een hoog salaris en op die manier een hypotheek of een huurwoning verkrijgen. Dat hebben meerdere personen ook daadwerkelijk gedaan.
Door het plegen van het bewezenverklaarde fraudedelict heeft de verdachte het vertrouwen van diverse financiële instellingen, bedrijven en personen die betrokken waren bij het aangaan van huurovereenkomsten en hypothecaire leningen ernstig geschaad. De omstandigheid dat als gevolg daarvan – voor zover de rechtbank weet – tot nu toe geen directe financiële schade is aangericht doet niet af aan de ernst van het bewezenverklaarde. Hypotheekverstrekkers en verhuurders zijn immers misleid en hebben daardoor geen goede inschatting kunnen maken van de risico’s die zijn verbonden aan de verstrekking van hypothecaire leningen en huurcontracten. Door het gebruik van valse geschriften wordt het vertrouwen dat in het economisch verkeer in dergelijke stukken moet kunnen worden gesteld bovendien ernstig geschaad. Daarnaast is het nog maar de vraag van welke inkomsten de personen die gebruik hebben gemaakt van de door de verdachte opgemaakte valse stukken hun maandlasten hebben betaald, nu vaststaat dat de door hen voorgespiegelde inkomsten uit arbeid niet op de werkelijkheid berustten. Dit soort constructies vergroten de mogelijkheden voor witwassen van zwart of crimineel verkregen geld en ondermijnen daarmee de economie en de financiële markten. Als boekhouder had de verdachte als geen ander het belang van de juistheid en betrouwbaarheid van officiële documenten moeten inzien. In totaal zijn 43 arbeidsovereenkomsten van de ene eenmanszaak en 11 van de andere eenmanszaak aangetroffen. Daarvan zijn slechts tien dossiers onderzocht waarvan vijf gevallen in de tenlastelegging van de verdachte terecht zijn gekomen. Dit doet vermoeden dat de verdachte op veel grotere schaal actief is geweest in het opmaken van valse stukken dan uit de bewezenverklaring blijkt. De rechtbank weegt dit mee. De verdachte heeft op de terechtzitting van 11 juli 2022 bovendien een zeer laconieke houding aangenomen en heeft geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor het door hem gepleegde strafbare feit. Dit alles rekent de rechtbank de verdachte aan.
De rechtbank houdt bij het bepalen van de strafmaat eveneens rekening met het strafblad van de verdachte waaruit blijkt dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is vanwege twee strafbeschikkingen voor verkeersfeiten en een veroordeling voor het medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd, en het medeplegen van het gebruik maken van een vals geschrift, meermalen gepleegd, tot een gevangenisstraf van 12 maanden. Uit het strafblad van de verdachte blijkt bovendien dat hij kort voor het begaan van het bewezenverklaarde door deze rechtbank voor soortgelijke feiten is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 22 maanden. Recent is de verdachte voor die feiten door het gerechtshof in hoger beroep veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf vanwege een forse overschrijding van de redelijke termijn.
Gelet op de ernst van het gepleegde strafbare feit en het strafblad van de verdachte is de rechtbank van oordeel dat in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 10 maanden passend en geboden is. De omstandigheid dat de verdachte de zorg heeft over zijn inwonende meerderjarige zoon van 19 jaar maakt dat niet anders. De rechtbank houdt echter rekening met de omstandigheid dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is en met het tijdsverloop tussen het gepleegde feit en de uiteindelijke berechting, waarbij de redelijke termijn ruimschoots is overschreden. De Hoge Raad neemt in zijn uitleg van de redelijke termijn als bedoeld in het eerste lid van artikel 6 van het EVRM als uitgangspunt dat binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn in eerste aanleg vonnis dient te worden gewezen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. De termijn van twee jaar is voor de verdachte aangevangen met zijn verhoor op 25 februari 2019 en is op de datum van het onderhavige eindvonnis met ruim één jaar en vijf maanden overschreden. Van bijzondere omstandigheden die deze termijnoverschrijding zouden kunnen rechtvaardigen, is niet gebleken. Door deze gang van zaken heeft de verdachte langdurig in onzekerheid verkeerd over de uitkomst van deze strafzaak. De rechtbank ziet hierin aanleiding om, conform de eis van de officier van justitie, te volstaan met oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden met aftrek van voorarrest.
Geef een reactie