Initiatiefnemers PvdA en GroenLinks hebben het initiatiefvoorstel waarmee wordt beoogd om enkele knelpunten in de fiscale behandeling van aanmerkelijk belang weg te nemen op enkele onderdelen aangepast. Dit naar aanleiding van een advies van de Raad van State (RvS). De tariefmaatregel (differentiatie met een toptarief in box 2) is geschrapt.
Het Initiatiefvoorstel voor het doen vervallen van enkele fiscale regelingen en het vervangen van het box 2-tarief door een progressief tarief is gericht op aanpassingen van de gebruikelijk-loonregeling en de doelmatigheidsmarge, de doorschuifregeling, de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) en het belastingtarief voor Box 2.
Schrappen tariefmaatregel
Het wetsvoorstel voorzag in de invoering van een progressief tarief in box 2. Dit resulteert ten opzichte van het huidige tarief van 26,9% in een kleine verlaging tot 25,96% bij een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang tot en met € 58.989 en daarboven een tarief van 40,59%. De de Afdeling advisering van de Raad van State merkt hierover het volgende op.
Disbalans
‘In de memorie van toelichting is geschetst dat het belastingstelsel gaandeweg uit balans is geraakt. De tarieven en regelingen die gelden voor de verschillende soorten inkomen in de inkomstenbelasting spelen hierbij een rol, evenals de in de loop der tijd sterk verlaagde vennootschapsbelastingtarieven. Figuur 5 van de toelichting is in dit verband instructief. Daaruit blijkt dat de belasting op loon hoger is dan de belasting op winst uit onderneming en ook dan de gecombineerde heffing bij aanmerkelijk belanghouders. Ook wijst de Afdeling op het rapport IBO Vermogensverdeling, waarin wordt geschetst dat de verstoring van het evenwicht voor de directeur grootaandeelhouder (dga) het gevolg is van enerzijds opeenvolgende verlagingen van de vennootschapsbelastingtarieven en anderzijds het verhogen van de schijfgrens voor het lage vennootschapsbelastingtarief.
De Afdeling ziet tegen deze achtergrond niet in welke bijdrage de voorgestelde, complexiteit verhogende tweeschijventariefstructuur voor heffing over inkomen uit aanmerkelijk belang zou leveren aan het verbeteren van de balans. De belangrijkste oorzaak, de lage vennootschapsbelastingdruk, wordt immers ongemoeid gelaten. Sinds de invoering van de Wet inkomstenbelasting 2001 zijn de vennootschapstarieven gedaald en is de tariefopstap steeds verlengd. Daardoor is een disbalans ontstaan. In 2001 bedroeg het vennootschapsbelastingtarief 30% voor de eerste 50.000 gulden (nog geen € 23.000) en 35% voor het meerdere. In 2022 bedraagt het tarief 15% voor de eerste € 395.000 en 25,8% voor het meerdere.
Door het in stand laten van het verlaagde vennootschapsbelastingtarief, blijft het aantrekkelijk om winsten niet uit te keren, maar op te potten in de vennootschap. Bij het voorgestelde lage tarief over een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang tot en met € 58.989 wijzigt de gecombineerde heffing niet wezenlijk ten opzichte van de huidige situatie. Het voorgestelde hoge tarief leidt echter tot nieuwe onevenwichtigheden, waarbij het nog minder aantrekkelijk wordt dan nu het geval is om grotere dividenduitkeringen te doen. De heffing is bij een combinatie van het hoge vennootschapsbelastingtarief en het hoge box 2 tarief dusdanig hoog (55,92%) in vergelijking tot alternatieven, dat die alternatieve wegen zullen worden bewandeld. Heffing tegen het hoge tarief zal zich in de praktijk dan ook nauwelijks voordoen’
Reactie initiatiefnemers
Voor wat betreft het genoemde oppotten van winsten in de vennootschap merken de initiatiefnemers op dat het wetsvoorstel uitgaat van de invoering van het wetsvoorstel Wet excessief lenen bij eigen vennootschap, dat gericht is op het voorkomen van juist dat oppotten. De voorgestelde tariefmaatregel moet wat de initiatiefnemers betreft dan ook in samenhang met dat wetsvoorstel gezien worden. De initiatiefnemers verwachten daarom dat de verminderde aantrekkelijkheid van het doen van grote dividenduitkeringen beperkte impact zou hebben.
Desalniettemin kunnen de initiatiefnemers zich vinden in de opmerkingen van de Afdeling over het risico op arbitrage en de oorzaak van de huidige onevenwichtigheid, die ligt in het lage tarief in de vennootschapsbelasting. De initiatiefnemers hebben het rapport IBO Vermogensverdeling met interesse gelezen en kunnen de analyse van het effect van de tariefdifferentiatie in de vennootschapsbelasting goed volgen. Zij begrijpen het voorstel dat in het IBO wordt gedaan om dit tarief te schrappen.
De initiatiefnemers hebben daarom de bovengenoemde tariefmaatregel (differentiatie met een toptarief in box 2) geschrapt uit het wetsvoorstel.
Geef een reactie