
Een ondernemer heeft een bedrijfsauto ingeruild en daarmee een goed geleverd aan het bedrijf dat de auto overnam, oordeelt het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb). De € 40.000,- die hij daarvoor ontving moet worden aangemerkt als opbrengst uit de levering van de bedrijfsauto. Het College is daarom van oordeel dat het door de ondernemer ontvangen bedrag voor zijn oude bedrijfsauto omzet is in de zin van artikel 2.2.a1, eerste lid, van de TVL.
De ondernemer spande de rechtszaak aan nadat de minister zijn subsidieaanvraag voor de TVL had afgewezen, omdat hij niet voldoet aan het vereiste dat de onderneming ten minste 30% omzetverlies moet hebben geleden om voor subsidie in aanmerking te komen. Bij het CBb voert hij aan dat hij een bedrijfsauto, die bij een ongeluk ‘total loss’ is geraakt, heeft ingeruild en dat hij tegelijkertijd een nieuwe bedrijfsauto heeft gekocht. De inruilprijs (€ 40.000,-) voor de oude auto heeft hij als omzet opgegeven bij zijn aangifte omzetbelasting voor Q1 van 2021. De ondernemer stelt echter dat het bedrag, dat hij bij de inruil voor de oude auto heeft gekregen, geen omzet is in de zin van de TVL. De minister had dit bedrag dan ook niet moeten meenemen bij de berekening van het omzetverlies. Was de minister bij die berekening uitgegaan van de omzet die de ondernemer bij zijn aanvraag voor de TVL heeft opgegeven, dan zou het omzetverlies ruim boven het minimum van 30% uitkomen.
Btw-aangifte
Het inruilbedrag is volgens de ondernemer geen omzet in de zin van de TVL omdat, kort gezegd, de factuur van het autobedrijf ook de aanschaf van de nieuwe bedrijfsauto bevat en de aanschaf van een auto niet als omzet aangemerkt kan worden. Bovendien blijkt uit de aangifte omzetbelasting van Q1 van 2021 dat de ondernemer uiteindelijk een bedrag aan te veel betaalde omzetbelasting terugkrijgt van de Belastingdienst. Volgens de ondernemer zou hij, als hij inderdaad € 42.652,- omzet zou hebben behaald, geen bedrag terugkrijgen maar juist omzetbelasting moeten betalen. Daaruit leidt de ondernemer af dat de Belastingdienst het inruilbedrag ook niet als omzet beschouwt.
De enige reden dat de ondernemer het inruilbedrag heeft opgenomen in zijn aangifte omzetbelasting is dat hij de btw over zijn oude bedrijfsauto moest verrekenen met de btw over de nieuwe bedrijfsauto. Hij vraagt zich af hoe hij die btw had moeten verrekenen zonder het inruilbedrag als omzet op te geven, zodat hij niet zou worden geconfronteerd met een afwijzing van zijn subsidieaanvraag in het kader van de TVL. Ook heeft de minister volgens de ondernemer op eigen initiatief een andere Standaard Bedrijfsindeling (SBI)-code met een lager vastelastenpercentage als uitgangspunt genomen. De ondernemer stelt dat de aanvraag is gedaan voor zijn transportbedrijf, maar dat de minister ten onrechte de SBI-code voor zijn assurantiebedrijf heeft gebruikt.
Oordeel CBb
Tussen partijen is in geschil of het bedrag, dat de ondernemer heeft ontvangen bij de inruil van zijn oude bedrijfsauto en dat hij heeft vermeld in zijn aangifte omzetbelasting voor Q1 van 2021, omzet is. Hierbij is van belang dat de ondernemer subsidie aanvraagt op grond van de TVL. Daarom moet voor de uitleg van het omzetbegrip ook worden aangesloten bij de definitie van omzet, zoals te vinden is in artikel 2.2.a1, eerste lid, van de TVL. Die bepaling definieert het begrip omzet, voor zover hier van belang, als opbrengst uit levering van goederen uit de onderneming.
De ondernemer heeft zijn bedrijfsauto ingeruild en daarmee een goed geleverd aan het bedrijf dat de auto overnam. Daarvoor heeft de ondernemer een bedrag van € 40.000,- ontvangen. Dat moet worden aangemerkt als opbrengst uit de levering van de bedrijfsauto. Het College is daarom van oordeel dat het door de ondernemer ontvangen bedrag voor zijn oude bedrijfsauto omzet is in de zin van de TVL. Dit oordeel is in lijn met eerdere uitspraken van het College, onder meer de hiervoor (door de minister) aangehaalde uitspraak van 28 februari 2023. Uit die uitspraak volgt dat er geen aanleiding bestaat om desinvesteringen, zoals de verkoop van een bedrijfsauto, niet aan te merken als omzet.
Uit artikel 2.2.2, vijfde lid, van de TVL volgt dat ondernemingen die aangifte omzetbelasting doen, hun omzet moeten aantonen met die aangifte, die is gedaan overeenkomstig het bepaalde bij en krachtens de Wet op de omzetbelasting 1968. De regelgever heeft daarvoor bewust gekozen in verband met de uitvoerbaarheid van de TVL en de beperking van de administratieve lasten. Het College heeft in de hiervoor (door de minister) aangehaalde uitspraak van 11 januari 2022 geoordeeld dat dit geen onredelijk uitgangspunt is. Er staat wel een uitzondering op dit uitgangspunt in artikel 2.2.2, zesde lid, van de TVL. Die uitzondering is hier echter niet van toepassing, omdat niet is gebleken dat de ondernemer omzet heeft waarover hij geen aangifte omzetbelasting doet. Hieruit volgt dat de minister bij de bepaling van het omzetverlies van de ondernemer terecht geen aanleiding heeft gezien om af te wijken van de omzetgegevens, die in de aangifte omzetbelasting staan. De reden waarom de ondernemer het inruilbedrag heeft opgenomen in zijn aangifte omzetbelasting, maakt dus niet dat de minister niet van de hoogte van de omzet in die aangifte mocht uitgaan. De ondernemer heeft verder de juistheid van de aangifte omzetbelasting niet betwist. Hij heeft ook niet bestreden dat het omzetverlies minder dan 30% bedraagt, als wordt uitgegaan van die omzetgegevens. Omdat de ondernemer niet voldoet aan de voorwaarde voor subsidieverlening die is opgenomen in artikel 2.2.1, tweede lid, aanhef en onder a, van de TVL, heeft de minister de subsidieaanvraag terecht afgewezen. Aan de beoordeling van wat de ondernemer aanvoert over het vastelastenpercentage en de gehanteerde SBI-code komt het College dan ook niet toe.
Het beroep is ongegrond.
College van Beroep voor het bedrijfsleven, ECLI:NL:CBB:2023:244
Als de inruil ( = dus de hier bedoelde verkoop?) als omzet moet worden gezien dan dient dus de aanschaf van een goed als een negatieve omzet te worden verantwoord?