Met de doelstelling van een stichting om met al haar activiteiten het tijdsbewustzijn te verhogen en daarmee het welzijn in de samenleving te bevorderen heeft de stichting voldoende aannemelijk gemaakt dat zij recht heeft op een ANBI-status, oordeelt de rechtbank Noord-Holland.
In 2009 richt een BV een stichting op die zich als een full-service adviesbureau begeeft op het gebied van tijd en workforce management. De stichting heeft zich als doel gesteld om ‘een belangrijke fysieke en virtuele ontmoetingsplaats te willen zijn rond het thema ’tijd & planning, teneinde deze onderwerpen, in het hart van onze samenleving, structureel te agenderen en uit te bouwen ‘. Het uiteindelijk doel is de bevordering van welvaart en welzijn in de samenleving.
Omdat de stichting het algemeen nut beoogt en geen winstoogmerk heeft, doet zij een verzoek om bij beschikking als bedoeld in artikel 5b, zesde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) te worden aangemerkt als ANBI.
De inspecteur deelt de stichting mee dat de stichting volgens hem niet kwalificeert als een ANBI. Hij wijst het verzoek om de ANBI-status dan ook af omdat hij van mening is dat de stichting primair individuele belangen dient. Dat daarmee indirect ook het algemeen belang wordt gediend is volgens de inspecteur onvoldoende.
Vereist dat instelling algemeen belang dient
Op grond van artikel 1a, eerste lid, aanhef en onder b, van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994 wordt een instelling door de inspecteur slechts als ANBI aangemerkt indien en zolang uit de regelgeving en de feitelijke werkzaamheden van de instelling blijkt dat de instelling uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het algemeen belang dient.
In het Minerva-arrest komt de Hoge Raad tot het oordeel “dat naar spraakgebruik en maatschappelijke opvatting onder “het algemeen nut beogende instellingen” zijn te verstaan: lichamen waarvan de doelstelling een werkzaamheid betreft, welke op zichzelf rechtstreeks het algemeen belang raakt, zoals bijvoorbeeld bejaardenzorg en genezing of verpleging van zieken.
Lichamen die ten doel hebben een werkzaamheid welke op zichzelf slechts dienstbaar is aan een particulier belang, zoals de ontspanning of het gezellig verkeer, waaraan een bepaalde kring personen behoefte heeft, ook al moge van de voorziening in dit belang zijdelings een gunstige werking ten algemenen nutte uitgaan vallen daar niet onder.
In een ander arrest van de Hoge Raad stelt deze dat, om de vraag te kunnen beantwoorden of het algemeen nut is beoogd, in de eerste plaats moet kunnen worden vastgesteld dat die ontplooide activiteiten rechtstreeks erop zijn gericht enig algemeen belang te dienen. Daarnaast wordt verlangd dat het beoogde doel voor meer dan 90 percent ten bate van het algemeen belang strekt, en niet ten bate van een particulier belang.
Vereist is dus dat de desbetreffende instelling haar werkzaamheden richt op het dienen van voldoende concreet bepaalde doelen die uitsluitend of nagenoeg uitsluitend tot het algemeen nut kunnen worden gerekend. Als aan deze eis niet wordt voldaan kan niet worden vastgesteld of, en zo ja in welke mate, de werkzaamheden van die instelling erop zijn gericht enig algemeen belang te dienen.
Bewijslast ligt bij stichting
Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de bewijslast dat zij kwalificeert als ANBI ligt bij de stichting, aangezien het gaat om een verzoek om een haar begunstigende regeling toe te passen. Of de stichting aanspraak maakt op de ANBI-status moet worden beoordeeld op het moment van het indienen van de aanvraag. Op dat moment stelt de stichting immers te voldoen aan de vereisten om voor een dergelijke status in aanmerking te komen.
De stichting moet dus feiten stellen en bij betwisting aannemelijk maken dat haar activiteiten op het moment van het indienen van de aanvraag rechtstreeks erop zijn gericht enig algemeen belang te dienen (kwalitatieve toets). Plus dat het beoogde doel voor meer dan 90% het algemeen belang dient en niet ten bate van een particulier belang (kwantitatieve toets).
De stichting lichtte tijdens de zitting toe dat al haar activiteiten tezamen als doel hebben het bevorderen van het welzijn van mensen door hen tijdsbewust te laten worden. Dat de samenleving als gevolg van technologische ontwikkelingen, globalisering, individualisering en flexibilisering veranderd is. Uit onderzoek is naar voren gekomen dat sprake is van een toename van burn-out klachten, overspanning, depressie, hartproblemen en andere stressgerelateerde aandoeningen. De activiteiten van de stichting zijn alle gericht op bewustwording over een efficiënte en effectieve omgang met tijd.
Activiteiten gericht op bevorderen van welzijn
De rechtbank oordeelt dat de stichting, gelet op wat in haar beleidsplan is opgenomen en door haar bestuur en haar medewerkers ter zitting nader is toegelicht, aannemelijk heeft gemaakt dat haar feitelijke activiteiten op het moment van het indienen van de aanvraag rechtstreeks gericht zijn op het bevorderen van het welzijn als bedoeld in artikel 5b, derde lid, onderdeel a van de AWR. De rechtbank acht het aannemelijk dat de stichting met al haar activiteiten tezamen en in onderling verband beschouwd, beoogt het tijdsbewustzijn te verhogen en daarmee het welzijn in de samenleving te bevorderen.
Het feit dat de activiteiten van de stichting gericht zijn op specifieke doelgroepen maakt niet dat zij daarmee voor minder dan 90% het algemeen belang dient, oordeelt de rechtbank. Dat verschillende activiteiten worden aangeboden aan verschillende doelgroepen hangt samen met het feit dat personen die tot die doelgroepen behoren zich in verschillende levensfases en/of omstandigheden bevinden of verschillende doelgroepen bedienen.
Particuliere belang niet aannemelijk gemaakt
De stelling van de inspecteur dat een grote mate van verwevenheid bestaat tussen de activiteiten van de stichting en de werkzaamheden van de BV en hierdoor niet het algemeen belang primair wordt gediend, maar het particuliere belang van de BV is niet aannemelijk geworden.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de stichting aannemelijk gemaakt dat haar activiteiten rechtstreeks gericht zijn op het dienen van het algemeen belang (kwalitatieve toets) en dat zij ook feitelijk voor meer dan 90% het algemeen nut nastreeft (kwantitatieve toets). De inspecteur heeft dan ook de ANBI-status ten onrechte geweigerd.
Rechtbank Noord-Holland, ECLI:NL:RBNHO:2023:13881
Geef een reactie