Een man is sinds 2 januari 2018, in de functie van Lead Developer, in dienst bij een bedrijf. Hij werkt 45 uur per week en ontvangt daarvoor een salaris van € 5.737,50 per maand. In de arbeidsovereenkomst zijn een geheimhoudingsbeding en een concurrentie- en relatiebeding opgenomen. Op 16 oktober 2023 spreekt hij met de directie om invulling te geven aan een wens van hem om bij een klant van het bedrijf te gaan werken. Zijn werkgever deelt hem in dat gesprek mee dat zij hem wil houden aan het concurrentie- en relatiebeding uit de arbeidsovereenkomst.
Drie dagen later spreekt de man een ander directielid over het feit dat hij contact heeft gezocht met de klant van het bedrijf. Op 24 oktober 2023 stelt de werkgever de Lead Developer voor om te onderzoeken of hij mogelijk in de toekomst gedetacheerd kan worden bij de klant van het bedrijf. In die week zoekt de man ook zelf nog contact met de klant van het bedrijf. Op 30 oktober 2023 heeft de man een gesprek met het andere directielid die hem meedeelt dat de werkgever het niet op prijs stelt dat de man contact zoekt met de klant. Op 2 november 2023 vindt er een gesprek plaats tussen twee directieleden van de werkgever en de man waarin de man op staande voet wordt ontslagen.
Gegeven redenen voor ontslag
In een brief aan de man op 3 november 2023 legt de werkgever uit op welke gronden hij is ontslagen:
- Je hebt herhaaldelijk in strijd gehandeld met de door de directie gegevens instructies/waarschuwingen en je bent in strijd met je concurrentie- en relatiebeding
- Je bent tot twee keer toe, met verbod van de directie, in gesprek gegaan met een klant van ons omtrent dienstverband
- Je hebt tot twee keer toe bedrijfsinformatie en bedrijfsontwikkelingen gedeeld met de klant
- Je hebt binnen de organisatie gezorgd voor opruiing en een wig proberen te drijven tussen personeel en directie en je hebt smaad en laster verspreid rondom de werkgever en haar directie
- Je hebt een redelijk verzoek tot werk afgewezen
Omdat in dit geval sprake is van een gegeven ontslag op staande voet is het aan de rechtbank Overijssel om te beoordelen of er een dringende reden is geweest voor het ontslag van de man. De (kanton) rechter oordeelt dat het negeren van de door de directie gegeven waarschuwingen en instructies en het in gesprek gaan met de klant heeft geleid tot een verstoorde arbeidsverhouding. Er is echter geen sprake van een omstandigheid die een grondslag biedt voor een onverwijld en onmiddellijk gegeven ontslag.
De rechtbank legt uit dat in de weken voor het ontslag op staande voet de man een vacature heeft gezien bij een bedrijf. Hij weet dat dit bedrijf een klant is van het bedrijf van zijn werkgever, maar de vacature spreekt hem aan. Dat de man op eigen houtje contact heeft gezocht met dat bedrijf en de werkgever daar niet blij mee was. Dat is in in het gesprek op 30 oktober 2023 ook aan de orde gekomen. Voor de beoordeling van de dringende reden is voor de kantonrechter van belang dat over een mogelijk ontslag op staande voet bij die gelegenheid niet wordt gesproken.
Opties om over na te denken
De man wordt nog wel drie opties geboden om over na te denken. De eerste is dat hij gewoon blijft werken bij zijn huidige werkgever. De tweede is dat hij zelf uit dienst treedt en ergens anders gaat solliciteren. Ten slotte wordt de man de mogelijkheid geboden om via een detachering bij de klant van het bedrijf te gaan werken. De kantonrechter komt daarom tot de conclusie dat een ontslag op staande voet, en daarmee het bestaan van een dringende reden, op dat moment niet aan de orde was.
Volgens de werkgever heeft de man tussen het gesprek van 30 oktober 2023 en het gesprek van 2 november 2023 toch zelfstandig contact gelegd met de klant van het bedrijf. Voor de werkgever was dat contact de spreekwoordelijke druppel die de emmer deed overlopen. De omstandigheid dat er op 30 oktober 2023 aan de man nog drie opties zijn geboden om over na te denken en de omstandigheid dat niet is komen vast te staan dat hij tussen 30 oktober en 2 november contact heeft gehad met de klant van het bedrijf, leiden tot het oordeel dat er geen sprake was van een dringende reden voor ontslag op 2 november 2023.
De rechter vindt niet dat door het voeren van gesprekken met de klant van het bedrijf de man het concurrentie- en relatiebeding heeft geschonden en dat dit eveneens een dringende reden voor het ontslag op staande voet oplevert. Naar het oordeel van de rechter heeft de werkgever niet voldoende concreet gemaakt dat de man daadwerkelijk gevoelige bedrijfsinformatie heeft gedeeld in zijn gesprekken met de klant van het bedrijf.
Verwijt van smaad en laster niet nader toegelicht
De werkgever heeft naar het oordeel van de rechter niet nader toegelicht dat de man zou hebben gezorgd voor opruiing binnen de organisatie en dat hij smaad en laster zou hebben verspreid over de directie van de werkgever. Het verzoek dat de man een redelijk verzoek tot detachering heeft afgewezen kan evenmin leiden tot een dringende reden voor ontslag. Ook ten aanzien van de beoordeling van dit argument is van belang dat de man op 24 oktober 2023 heeft geweigerd om de detachering bij de klant van het bedrijf ‘Creative CT’ te ondertekenen. Op dat moment was de weigering om te tekenen voor een detachering dus geen dringende reden voor ontslag en in de dagen daarna heeft zich geen omstandigheid voorgedaan die maakt dat dit wel zo moet worden gekwalificeerd.
Nu is vastgesteld dat er geen dringende reden aanwezig was voor het ontslag op staande voet komt de rechtbank de man op enkele van zijn verzoeken na het ontslag tegemoet. Het gaat onder meer om betaling van vakantiegeld van € 2.575,61 en € 1.233,50 bruto voor nabetaling van verlofuren.
Transitievergoeding en billijke vergoeding toegewezen
In verband met het beëindigen van de arbeidsovereenkomst op initiatief van de werkgever maakt de man aanspraak op de betaling van een transitievergoeding. Volgens hem gaat het om een bedrag van € 13.319,03 bruto. Daarbij gaat hij uit van de einddatum van het dienstverband, in het geval dat dat op 2 november 2023 rechtsgeldig zou zijn opgezegd met een opzegtermijn van twee maanden.
Omdat er geen dringende reden ontstond voor het ontslag heeft de man ook recht op een billijke vergoeding. Bij de bepaling van de hoogte van die vergoeding houdt de kantonrechter er rekening mee dat de man in verband met het onregelmatige ontslag de hiervoor genoemde vergoedingen ontvangt, zoals de transitievergoeding bij onregelmatige opzegging. De man verzocht om een vergoeding van ruim € 59.000,- . Omdat de man al na een paar maanden ander werk heeft gevonden blijven de gevolgen van het ontslag wat dat betreft beperkt. De rechter stelt de billijke vergoeding vast op € 6.000,- bruto.
Het verzoek van de man dat de werkgever geen rechten kan ontlenen aan het concurrentie- en relatiebeding uit de arbeidsovereenkomst wijst de rechter af. De man heeft namelijk niet inzichtelijk gemaakt in hoeverre hij hinder ondervindt van de bedingen. Hij heeft daarom onvoldoende belang bij de ingestelde verzoeken.
De rechter ziet ook geen grond voor het verzoek van de man om voor recht te verklaren dat de werkgever geen rechten zou mogen ontlenen aan het beding van de geheimhoudingsplicht. Er is wat dat betreft niet voldoende concreet gesteld en evenmin gebleken dat de man in de gesprekken met de klant van het bedrijf dit beding heeft geschonden.
Als laatste maakt de man ook aanspraak op schadevergoeding wegens onregelmatige opzegging op grond van artikel 7:672 lid 11 BW. De hoogte van dit bedrag, € 19.107,75 wordt niet weersproken door de werkgever. De rechter kent ook dit bedrag aan de man toe.
Rechtbank Overijssel, ECLI:NL:RBOVE:2024:4040
Geef een reactie