
De Fiscale verzamelwet 2026 bevat 22 maatregelen waarvan het voor de meeste maatregelen wenselijk is dat ze per 1 januari 2026 in werking treden. Het hoogste adviesorgaan van de regering mist echter samenhang. Een voorwaarde voor een verzamelwet is dat de onderdelen voldoende samenhang hebben, onder meer om de positie van de Eerste Kamer te beschermen. “De vrijheid van beoordeling door de Eerste Kamer kan worden belemmerd als een wetsvoorstel een veelheid aan onderwerpen bevat die inhoudelijke wijzigingen betreffen van verschillende aard in verschillende wetten.”
Nadere motivatie nodig
Het wetsvoorstel kent maatregelen van zeer diverse aard en onderwerpen, constateert de Raad van State: de maatregelen hebben verschillende doelgroepen en uitvoerders en wijzigen verschillende wetten. Het gezamenlijke element is dat de regering ze graag snel invoert, maar: “Het is daarmee geen gegeven dat opname van de maatregelen in één wetsvoorstel om uitvoeringstechnische redenen nodig is. Gezien de breedte van de rechtsgebieden die de beoogde maatregelen beslaan, is het de vraag waarom er niet op zijn minst voor is gekozen om alleen maatregelen te bundelen die op hetzelfde deelterrein zien en door dezelfde uitvoerder moeten worden toegepast.” De raad wil daarom een nadere motivatie van de minister.
Nabestaandenregeling
De raad heeft opmerkingen bij de nabestaandenregeling voor compensatie van belastingplichtigen van wie tussen 2012 en 2019 aangiften op niet-fiscale gronden zijn geselecteerd. Van deze groep zijn er 460 overleden; het kabinet wil met een wetswijziging de compensatie ook aan nabestaanden kunnen uitkeren. De compensatie is geen juridische plicht, maar een onverplichte tegemoetkoming en dat geldt ook voor de nabestaandenregeling, aldus de raad, die in het duister tast over het doel van die regeling: “Indien de voorgestelde nabestaandenregeling niet erkenning van leed tot doel zou hebben en zou dienen ter compensatie van het directe nadeel van nabestaanden, adviseert de Afdeling overtuigend te motiveren waarom de regering een nabestaandenregeling voorstelt en van welk nadeel bij nabestaanden sprake zou zijn.” Bovendien kan de vormgeving van de tegemoetkoming ongelijke behandeling in de hand werken. Het advies is om te volstaan met de toekenning van een vast bedrag voor aangewezen nabestaanden.
Btw-vrijstelling curatoren
De voorgestelde btw-vrijstelling voor diensten van sociale of culturele aard door winstbeogende ondernemers als bewindvoerders en curatoren kan ook op kritiek rekenen. Zo vraagt de Raad van State zich af waarom er niet voor is gekozen om deze gehele sector uit te sluiten van btw-vrijstelling, omdat vrijwel alle instellingen voor maatschappelijk werk in meer of mindere mate winst beogen. De raad wil een betere onderbouwing zien, ook omdat bewindvoerders en curatoren door het verlies van recht op vooraftrek en te lage tarieven in de problemen vrezen te komen.
Buitenlandse belastingplichtigen
De afschaffing van de eis om een inkomensverklaring te verstrekken om te kunnen worden aangemerkt als een kwalificerende buitenlandse belastingplichtige (kbb) wordt ingeruild voor de wettelijke bevoegdheid voor de inspecteur om te verzoeken om een inkomensverklaring. Bovendien vervalt de mogelijkheid om de verklaring achterwege te laten vanwege doelmatigheidsredenen. In feite houdt de wijziging in dat de Belastingdienst bij de initiële kwalificatie als kbb én voor elk opvolgend jaar verzoeken om een inkomensverklaring: dat is dus een verzwaring. “De toelichting maakt niet duidelijk wat de reden is van het, alleen op verzoek van de inspecteur, handhaven van de plicht een inkomensverklaring te overleggen. Aangezien volgens de toelichting steeds meer landen niet willen meewerken aan het verstrekken van een inkomensverklaring, is de kans groot dat de belastingplichtige niet aan een verzoek van de inspecteur zal kunnen voldoen, met als gevolg dat hij niet kan kwalificeren als kbb. De inspecteur kan niet op zijn verzoek terugkomen en zal dus een weloverwogen keuze moeten maken om al dan niet te verzoeken om de verklaring.”
De raad vraagt zich af of de eis niet onredelijk bezwarend is voor de belastingplichtige. “Daarbij weegt de last voor belastingplichtigen om de verklaring te bemachtigen mogelijk niet op tegen het controlebelang van de inspecteur. In ogenschouw dient daarbij te worden genomen dat het niet kunnen overleggen van de verklaring voor de belastingplichtige tot het verstrekkende gevolg leidt dat hij niet als kbb kan kwalificeren, terwijl het gevolg voor de inspecteur gezien de bewijslastverdeling beperkt lijkt. Dit vraagt om een rechtvaardiging van de maatregel mede in het licht van het evenredigheidsbeginsel en het vrij verkeer van personen.” Al met al adviseert de Raad van State het voorstel te laten vallen.
Het adviesorgaan heeft tot slot nog opmerkingen over de voorgestelde ANBI-portals. Er is geen aandacht besteed aan de gevolgen van de beide portals voor zowel Nederlandse als niet-Nederlandse ANBI’s en de eventuele Europeesrechtelijke aspecten die daarbij aan de orde kunnen zijn. Met name wijst de raad op voorschriften zoals taaleisen en toegangseisen, die tot een belemmering van het vrij verkeer van kapitaal kunnen leiden en om een rechtvaardiging kunnen vragen.
Geef een reactie