
Een ondernemer exploiteert een autobedrijf en beschikt over een kenteken als bedoeld in artikel 37, derde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (een handelaarskenteken). Op 1 april 2022 is geconstateerd dat met het voertuig gebruik werd gemaakt van de openbare weg. De auto was voorzien van het handelaarskenteken achter de voorruit van de auto aan de bestuurderszijde. Op de bij het geconstateerde weggebruik gemaakte foto van de voorkant van de auto is alleen de gele kentekenplaat zichtbaar. Drie weken later ontvangt de ondernemer een zogenoemde ‘vooraankondiging naheffingsaanslag/boetebeschikking’ vanwege het op 1 april 2022 geconstateerde weggebruik.
De ondernemer stelt voor de rechtbank Noord-Holland dat de naheffingsaanslag en de boetebeschikking ten onrechte zijn opgelegd. En dat de uitspraak op bezwaar onvoldoende is gemotiveerd omdat de inspecteur niet op zijn argument heeft gereageerd dat ziet op het in strijd handelen met de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) en niet wordt gemotiveerd waarom geen sprake is van afwezigheid van alle schuld. De ondernemer geeft aan dat te formeel naar zijn situatie is gekeken en voorbij is gegaan aan de menselijke maat.
Voorwaarden handelaarskentekenregeling
Tijdens een proefrit is de kentekenplaat, die met elastieken was vastgemaakt op het nummerbord van de auto, los geraakt. De klant heeft de handelaarskentekenplaat achter de voorruit geplaatst en is met de auto teruggereden naar de garage. Volgens de ondernemer is in strijd gehandeld met de AVG. Als een mens naar de beelden had gekeken was de naheffingsaanslag en de boete namelijk niet opgelegd. Ook is volgens hem sprake van afwezigheid van alle schuld omdat de kentekenplaat zorgvuldig was vastgemaakt en door een omstandigheid buiten de schuld van hem is losgelaten.
De inspecteur stelt dat de naheffingsaanslag en de boete wel terecht zijn omdat de ondernemer op 1 april 2022 gebruik heeft gemaakt van de openbare weg zonder handelaarskenteken, terwijl de auto was opgenomen in de bedrijfsvoorraad. Daarom is in strijd gehandeld met de voorwaarden die worden gesteld aan de handelaarskentekenregeling. De kentekenplaat was op het moment van de controle niet aangebracht op de daarvoor aangewezen plek en bovendien onleesbaar. Volgens de inspecteur is geen sprake van afwezigheid van alle schuld of andere bijzondere omstandigheden die aanleiding geven tot het matigen van de boete.
Motiveringsbeginsel niet geschonden
De rechtbank stelt vast dat de ondernemer zich beroept op het motiveringsbeginsel, omdat de inspecteur in de uitspraak op bezwaar niet heeft gereageerd op zijn argument dat ziet op het in strijd handelen met de AVG en niet uit de uitspraak op bezwaar volgt waarom geen sprake is van afwezigheid van alle schuld. De rechtbank is van oordeel dat de uitspraak op bezwaar voldoende is gemotiveerd in het licht van hetgeen in het bezwaarschrift is aangevoerd over afwezigheid van alle schuld en over strijd met de AVG. Het betoog van de ondernemer dat in strijd is gehandeld met de AVG berust op de stelling dat niet naar bovengenoemde controlefoto is gekeken en dat een computer de overtreding heeft geconstateerd.
Deze stelling noemt de rechtbank onbegrijpelijk omdat de controlefoto juist ten grondslag ligt aan de opgelegde naheffingsaanslag met boete en aannemelijk is dat de controlefoto in de bezwaarfase is geraadpleegd door de inspecteur. Op grond van artikel 77a, eerste lid, van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 (Wet mrb) is de inspecteur bevoegd gebruik te maken van technische hulpmiddelen als elektronische camerabeelden boven de Nederlandse wegen en camera’s op, aan of in flitspalen langs de Nederlandse wegen. Het betoog van de ondernemer dat dit strijd met de AVG zou opleveren behoefde nadere motivering naar het oordeel van de rechtbank en het feit dat hierop niet is ingegaan in de uitspraak op bezwaar betekent niet dat het motiveringsbeginsel is geschonden.
Beroep op avas verworpen
Een beroep op afwezigheid van alle schuld wordt door de rechtbank verworpen. In de uitspraak op bezwaar is namelijk uiteengezet dat het verliezen van de handelskentekenplaat in de risicosfeer van de ondernemer ligt. Van een schending van het motiveringsbeginsel is dan ook geen sprake. De omstandigheid dat de ondernemer het niet eens is met de uitspraak op bezwaar betekent niet dat sprake kan zijn van schending van het motiveringsbeginsel.
Voor de beoordeling of in strijd in gehandeld met de privacygegevens van de AVG betoogt de ondernemer tijdens de zitting dat op de eerste controlefoto die is toegevoegd aan het dossier het gezicht van de bestuurder van de auto onherkenbaar is. Bij de tweede controlefoto, die in de beroepsprocedure is toegevoegd aan het dossier, is het gezicht van de bestuurder van de auto wel kenbaar.
De inspecteur gaf aan dat dat niet had mogen gebeuren. De rechtbank begrijpt hieruit dat de inspecteur meent dat dit in strijd is geweest met de privacyregels van de AVG. De rechtbank is echter van oordeel van oordeel dat dit niet kan leiden tot vermindering of vernietiging van de naheffingsaanslag of de boete omdat de buurvrouw van de ondernemer aanwezig is geweest op de zitting en uit eigen beweging kenbaar heeft gemaakt dat zij de bestuurder op de controlefoto is.
Eigenaar handelaarskenteken aansprakelijk voor overtreding
De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 44, vierde lid, van het Kentekenreglement een handelaarskenteken uitsluitend mag worden gebruikt als met het voertuig gebruik van de weg wordt gemaakt in het kader van bedrijfsactiviteiten aan wie het handelaarskenteken is opgegeven. Volgens artikel 44, vijfde lid, van het Kentekenreglement is degene aan wie het handelaarskenteken is gegeven aansprakelijk voor een overtreding. Een handelaarskenteken moet worden bevestigd aan zowel de voor- als achterzijde van het motorrijtuig op de daartoe bestemde plaats, wat een vereiste is volgens artikel 7, lid 1, van de Regeling kentekens en kentekenplaten.
Als niet voldaan wordt aan de voorwaarden, kan op grond van artikel 69, eerste lid, van de Wet mrb de belasting worden nageheven. De ondernemer stelt zich op het standpunt dat tijdens een proefrit een elastiek is geknapt waarmee de handelaarskentekenplaat was bevestigd. Hierdoor is de kentekenplaat van de auto gevallen en heeft de klant die de proefrit maakte de kentekenplaat achter het voorruit geplaatst. Er kan dus niet worden geconcludeerd dat er is gereden zonder handelaarskentekenplaat.
Bij het opleggen van de naheffingsaanslag is volgens de ondernemer door de inspecteur onvoldoende rekening gehouden met de menselijke maat en stelt de inspecteur zich te formeel op. De inspecteur stelt zich op het standpunt dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd nu de kentekenplaat niet op de juiste wijze was bevestigd op de auto.
Voor de rechtbank staat het vast dat op 1 april 2022 met de auto gebruik is gemaakt van de openbare weg zonder dat het handelaarskenteken, op de juiste daartoe bestemde plek, bevestigd was. De inspecteur heeft de controlefoto overgelegd, waarop te zien is dat de handelaarskentekenplaat achter de voorruit is geplaatst. Aangezien een voorwaarde is dat tijdens een proefrit handelskentekenplaten aan beide zijden van de auto dienen te zijn bevestigd, is het tijdens een proefrit vallen van een handelskentekenplaat een omstandigheid die in de risicosfeer van de ondernemer ligt. Nu niet is voldaan aan de krachtens artikel 1, lid 2, van de Wet mrb, gestelde voorwaarden, is de naheffingsaanslag naar het oordeel van de rechtbank terecht opgelegd.
Handelaarskenteken onvoldoende stevig bevestigd
Voor de rechtbank staat voorop dat de ondernemer het verzuim in kwestie, het rijden zonder handelaarskentekenplaat, heeft begaan, zodat een verzuimboete in beginsel gerechtvaardigd is. De rechtbank volgt de ondernemer niet in zijn standpunt dat sprake is van afwezigheid van alle schuld. Daarvoor is vereist dat de ondernemer alle in redelijkheid van hem te verwachten zorg heeft betracht. Dat is niet het geval omdat het handelaarskenteken onvoldoende stevig was bevestigd door gebruikmaking van elastiekjes. De omstandigheid dat het handelaarskenteken niet is blijven zitten blijft dan ook voor rekening van de ondernemer.
De rechtbank oordeelt dat de halvering van de verzuimboete passend en geboden is. De boete vormt immers niet zozeer een bestraffing voor het houden van de auto en gebruik van de weg daarmee, maar voor het niet naleven door de ondernemer van de voorwaarden van de handelaarskentekenregeling.
Rechtbank Noord-Holland, ECLI:NL:RBNHO:2024:10805
Geef een reactie