
Een werknemer heeft een overeenkomst van geldlening gesloten met zijn werkgever, destijds een eenmanszaak. De eenmanszaak is daarna ingebracht in een besloten vennootschap. Weer later is aan de werknemer ontslag verleend. De vennootschap vordert terugbetaling van het geleende geld. Zij stelt dat de overeenkomst van geldlening door overgang van de onderneming op haar is overgegaan.
De kantonrechter oordeelt dat het recht op terugbetaling niet voortvloeit uit de arbeidsovereenkomst. De geldlening is dus niet overgegaan op de vennootschap. Ook is niet gebleken van contractoverneming of cessie. De vordering wordt daarom afgewezen.
Geld tegoed
De werkgever stelt dat hij uit hoofde van een met de werknemer overeengekomen geldlening nog geld van hem tegoed heeft. Hij heeft € 8.144 aan hem geleend. In mei en juni 2023 is door middel van inhoudingen op het loon van de werknemer tweemaal € 350 in mindering op het geleende bedrag betaald. In juli 2023 is de werknemer op staande voet ontslagen. Het bedrag van de eindafrekening, € 1.772,21, is niet aan de werknemer uitbetaald maar in mindering gebracht op de openstaande lening. De werknemer is per saldo in hoofdsom nog € 5.671,79 verschuldigd, aldus de werkgever.
Rechten en plichten niet zomaar overgegaan
Geoordeeld wordt echter dat aan de werkgever geen vorderingsrecht toekomt. De overeenkomst van geldlening is aangegaan tussen de werknemer en de eigenaar, die destijds handelende in een eenmanszaak. In de schriftelijke vastlegging van die overeenkomst bijna twee jaar later, is ook de eenmanszaak inclusief haar registratienummer in het handelsregister, als schuldeiser aangeduid. Dat de eigenaar intussen zijn onderneming heeft ingebracht in de besloten vennootschap (de huidige werkgever) betekent niet zonder meer dat de rechten en verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst van geldlening eveneens zijn overgegaan naar die vennootschap.
Overeenkomst geldlening geen onderdeel arbeidsvoorwaarden
Voor zover het gaat om rechten en verplichtingen die voortvloeiden uit de arbeidsovereenkomst die toentertijd tussen partijen bestond geldt dat die van rechtswege op de besloten vennootschap zijn overgegaan. Uit de stellingen van de werkgever blijkt echter niet dat de overeenkomst van geldlening deel uitmaakt van de arbeidsvoorwaarden.
De afspraak dat terugbetalingen zouden plaatsvinden ten laste van het (netto)loon van de werknemer is geen recht of verplichting uit hoofde van de arbeidsovereenkomst. De overeenkomst van geldlening is dan ook niet door overgang van onderneming op de de werkgever overgegaan.
Ook is niet gesteld of gebleken dat het recht om de vordering te innen door cessie aan de werkgever is geleverd en ook niet dat de werknemer medewerking heeft verleend aan overname van de overeenkomst van geldlening door de werkgever. Van een rechtsgeldige contractoverneming waarbij drie partijen betrokken zijn geweest is dan ook geen sprake.
Werkgever geen schuldeiser
De (bevoegdheid tot inning van de) geldlening is niet overgegaan naar de werkgever en dus is nog steeds de eigenaar de schuldeiser van de werknemer. Het gevolg daarvan is dat in deze procedure de vordering van de werkgever wordt afgewezen.
Overigens erkent de werknemer dat hij uit hoofde van de geldlening nog een bedrag verschuldigd is. Dit moet hij daarom aan de eigenaar betalen.
Betaling bedragen
De werkgever vordert daarnaast betaling van enkele bedragen die de werknemer contant zou hebben ontvangen nadat hij met de betaalkaart van de werkgever bij bouwmarkten gekochte materialen retourneerde. Ook wil de werkgever dat de werknemer schades aan de bedrijfsauto en enkele verkeersboetes betaalt. Met uitzondering van een door de werknemer erkende verkeersboete worden deze vorderingen bij gebrek aan een deugdelijke onderbouwing afgewezen.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 12 maart 2025, ECLI:NL:RBZWB:2025:1444
Geef een reactie