Minister Jeroen Dijsselbloem van Financiën ziet in de huidige wet- en regelgeving genoeg aanknooppunten voor accountants om fraude te melden bij de Belastingdienst. Dit schrijft de minister als antwoord op Kamervragen van de leden Nijboer en Recourt naar aanleiding van een uitspraak van de Accountantskamer over het niet melden van een omvangrijke btw-fraude aan de Belastingdienst door een accountant.
In januari tikte de Accountantskamer een accountant stevig op de vingers voor het niet melden van een omvangrijke btw-fraude aan de belastingdienst. De casus draait om een veehouder die zijn accountant ten onrechte voor € 2,2 miljoen aan omzetbelasting liet terugvragen bij de Belastingdienst. De accountant heeft, nadat de veehouder zijn fraude had opgebiecht, dit niet aan de Belastingdienst bekendgemaakt. Ook niet toen de fiscus navraag bij hem deed naar deze zaak. De accountant heeft op dit punt als verweer gevoerd dat de op hem rustende geheimhoudingsplicht hem verhinderde de fraude bij de Belastingdienst te melden.
De Accountantskamer oordeelt dat, gelet op de hoogte van de op basis van de onjuiste aangiften teruggeven bedragen en gelet op het maatschappelijk belang dat een fraude met gemeenschapsgeld van een omvang als hier aan de orde, zo spoedig mogelijk aan het licht komt, van de accountant mag worden gevergd dat hij zelf met doorbreking van zijn plicht tot geheimhouding komt en aan de Belastingdienst had gemeld dat de door hem ten behoeve van de cliënt ingediende aangifte onjuist waren. Daaraan voegt de tuchtrechter nog toe dat het feit dat de accountant ook onvoldoende oog heeft gehad voor signalen dat er iets niet juist kon zijn, duidt op ontbrekend besef bij hem van het belang van de naleving van twee fundamentele beginselen op een terrein van groot maatschappelijk gewicht. Het niet melden van de onjuistheid van die aangiften, nadat de accountant daarvan kennis had gekregen, aan de fiscus getuigt opnieuw van tekortschietend besef van wat het fundamentele beginsel van integriteit in deze zaak van hem vergt.
Geheimhoudingsplicht
Dijsselbloem antwoordt op de vraag van Kamerleden Nijboer en Rcourt (beide PvDA) of de betreffende uitspraak zorgt voor een beperking van de geheimhoudingsplicht voor accountants als volgt:”Een accountant die een wettelijke controle uitvoert zal zich moeten houden aan (onder meer) het bepaalde in de Wta, het Bta en de VGC. Bij alle andere werkzaamheden zal de accountant zich moeten houden aan de VGC, maar zijn de Wta en het Bta niet van toepassing. In de VGC is een geheimhoudingsplicht opgenomen om geen vertrouwelijke informatie buiten de accountantspraktijk bekend te maken, tenzij de accountant is gemachtigd tot bekendmaking over te gaan of op grond van een wettelijk voorschrift dan wel beroepshalve daartoe een recht of plicht bestaat.
De Accountantskamer heeft in de betreffende uitspraak geoordeeld dat er in de VGC een verplichting is opgenomen tot geheimhouding van vertrouwelijke informatie, waarop echter een uitzondering wordt gemaakt, indien wettelijk of beroepshalve een recht of plicht tot bekendmaking aan een derde bestaat. Tot die wettelijke voorschriften behoren verplichtingen tot openbaarmaking, bijvoorbeeld op grond van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft). Daarnaast is in de VGC bepaald dat een accountant in een situatie kan komen te verkeren, waarin hij verplicht is of waarin het maatschappelijk juist is vertrouwelijke informatie bekend te maken. De Accountantskamer heeft geoordeeld dat er in de voorliggende zaak sprake was van een dergelijke situatie waarin een dergelijke plicht tot bekendmaking bestond.
In de VGBA is in artikel 16 de geheimhoudingsplicht opgenomen. Conform dit artikel wordt vertrouwelijkheid opgeheven als de accountant bij of krachtens een wettelijk voorschrift tot het verstrekken van gegevens verplicht is. Artikel 19 van de Wet op het accountantsberoep (Wab) biedt een wettelijke grondslag voor de VGBA, die daarmee wettelijke voorschriften geeft. Ook in de VGBA is het fundamentele beginsel van integriteit opgenomen in artikel 9. Artikel 9 schrijft voor dat indien de accountant betrokken is bij of in verband wordt gebracht met informatie die materieel onjuist, onvolledig of misleidend is hij een maatregel dient te nemen die gericht is op het wegnemen van de onjuistheid, onvolledigheid of misleiding, of dat hij aan de informatie een mededeling toevoegt waarin hij de onjuistheid, onvolledigheid of misleiding aan de beoogde gebruikers van de informatie kenbaar maakt. Indien het nemen van een maatregel of het doen van een mededeling niet mogelijk is, dient de accountant zich van de informatie te distantiëren. In de toelichting bij artikel 9 is opgenomen dat de accountant zich distantieert door afstand te nemen van de informatie. Een accountant kan in voorkomende gevallen dan volstaan met een mondelinge mededeling en een aantekening in het dossiers, bijvoorbeeld wanneer de onjuiste informatie is verstrekt aan een identificeerbare groep gebruikers, zoals bijvoorbeeld de Belastingdienst. In dat geval schendt de accountant dan ook niet zijn geheimhoudingsplicht, omdat hij conform artikel 16 van de VGBA daarvan ontheven wordt als hij verplicht is gegevens te verstrekken bij of krachtens een wettelijk voorschrift. Artikel 9 van de VGBA biedt in dit geval dat wettelijke voorschrift.”
Lees hier de antwoorden van minister Dijsselbloem op de vragen van Kamerleden Nijboer en Recourt.
Geef een reactie