Corruptie is schadelijk voor de economische ontwikkeling, zo tonen veel studies aan. Het bestaan van corruptie neemt ook de stimulans weg om dit fenomeen te bestrijden. Immers, welke politicus, ambtenaar of hoge functionaris die zelf verdient aan corruptie wil vrijwillig afzien van die extra inkomsten? Corruptie is daardoor in veel gebieden ter wereld een dagelijks en vrijwel onuitroeibaar fenomeen. Ook Nederlandse ondernemingen komen dit tegen: grote ondernemingen, maar ook MKB-ondernemingen die internationaal zakendoen. In bepaalde gebieden ter wereld lijken geen zaken te kunnen worden gedaan wanneer er niet hier en daar wat extra wordt betaald. Soms direct, vaak indirect.
In Nederland is corruptie, net als in veel andere landen, een strafbaar feit. Omkoping van ambtenaren of betalen bij afpersing is verboden. Ook omkoping in het private domein is in Nederland strafbaar en zelfs het betalen van zogenaamde ‘faciliation payments’ is officieel verboden. Accountants komen op verschillende manieren met aanwijzingen voor corruptie in aanraking. Er kunnen contracten zijn met buitenlandse agenten die een bepaald percentage van de gerealiseerde omzet in hun gebied als vergoeding ontvangen ‒ zelfs giraal betaalde vergoedingen op basis van officiële facturen. Op het eerste gezicht dus niets aan de hand, maar is dat zo? Stel dat de accountant aanwijzingen heeft dat er mogelijk sprake is van omkoping in het buitenland, direct of indirect via tussenpersonen. Wat moet de accountant daar dan mee doen?
Als er sprake is van omkoping, is er ook sprake van een strafbaar feit. De cliënt kan hiervoor in Nederland strafrechtelijk worden vervolgd, maar daarvoor is wel aangifte nodig. Vanuit de beroepsregels zal de accountant te rade moeten gaan bij COS 250. Er is immers sprake van een aanwijzing (of wellicht redelijk vermoeden) van corruptie. Omdat alles in de boeken is verantwoord op basis van contracten en facturen, kan men moeilijk spreken over fraude of valsheid in geschrifte. COS 250 lijkt zo de eerst aangewezen beroepsnorm die hier van toepassing is. COS 250 schrijft voor dat de accountant communiceert met het management en met hen die zijn belast met governance. Alleen als de corrupte betalingen een invloed hebben van materiële betekenis voor de jaarrekening, zijn er gevolgen voor de controleverklaring (COS 250.25). In veel gevallen is een betaling van enkele tienduizenden euro’s voor een Nederlandse onderneming niet materieel, maar voor de ontvanger(s) in het buitenland wel.
Dient de accountant een externe melding te doen? Nee ‒ en dat is uiterst onbevredigend. Er moet een juridische titel zijn om het fundamentele beginsel van vertrouwelijkheid terzijde te schuiven en om een externe melding te doen. Die juridische titel is er niet. Corruptie kan niet worden gemeld onder het hoofd van witwassen, omdat het delict corruptie anders is gedefinieerd dan het delict witwassen en omdat de meldingsplicht ter zake van witwassen is gekoppeld aan de indicatorenlijst waarin duidelijk is verwoord dat het moet gaan om ‘transacties waarbij aanleiding is om te veronderstellen dat ze verband kunnen houden met witwassen of financiering van terrorisme’. Corruptie is daarbij noch op grond van jurisprudentie noch op basis van de wet een gronddelict voor witwassen.
Feitelijk betekent dit dat een accountant die corruptie meldt bij een fraudemeldpunt of bij de FIU NL, zijn geheimhoudingsplicht overtreedt en daarmee tuchtrechtelijk aansprakelijk is. Het wordt tijd dat de wetgever de wettelijke ruimte creëert waardoor de accountant mogelijk een bijdrage kan leveren aan het indammen van het corruptieprobleem. En om daarmee de poortwachtersfunctie goed in te vullen die hij heeft in het maatschappelijk verkeer.
Prof. Dr. Peter Diekman RA, Partner BDO Accountants. Academisch directeur voor het Executive program ‘Financieel Forensisch Deskundige’ binnen de Erasmus School of Accounting & Assurance.
Geef een reactie