Die arme Zwitsers. Hun unique selling point –het verlenen van monetair asiel zonder namen en rugnummers – begint in sneltreinvaart af te brokkelen. Een eerste bres in het bankgeheim werd reeds in 2009 geslagen. Onder druk van de Internal Revenue Service, kortweg de IRS (don’t mess with the IRS), biechtte een grote Zwitserse bank op ruimhartige wijze informatie van rekeninghouders op aan de Amerikaanse Belastingdienst. Dit terwijl strenge wetgeving verhindert dat Zwitserse bankemployees de privacy van hun gewaardeerde cliënten schenden. Sedertdien wordt er geknaagd aan het bankgeheim. En alsof de rampspoed voor het Zwitserse bankverdienmodel nog niet groot genoeg is, kwamen daar een paar maanden geleden ineens de Panama Papers.
Panama, dat land dat we alleen kenden van een bepaald soort leiderstype alsmede een groot kanaal, blijkt nu ineens een broedplaats van financiële creativiteit en innovatie. Ondanks een kennelijk slecht werkende Panamese Kamer van Koophandel, kwam er fijnmazige en gedetailleerde financiële informatie naar buiten in de PP.
En naar goed Nederlands gebruik begon op uitgebreide schaal het spel van naming and shaming. Je was je fiscale leven niet zeker als je naam naar boven kwam in de Panamese papieren. Immers, waar geruchten zijn, zal er ook wel iets goed mis zijn. In Den Haag struikelden de Kamerleden over de microfoons en camera’s om hun filippica’s te spuien over de huns inziens scandaleuze inhoud van deze litigieuze schrijfsels. Naar analogie van de zorg werpt zich de vraag op of er op grote schaal zwijgcontracten zijn opgesteld door de Belastingdienst en belastingplichtigen omtrent de gemaakte contra of extra-legem afspraken.
Alvorens als gidsland unilateraal elk belastingverdrag op te zeggen, komt het mij voor dat dit onderwerp zich leent voor een referendum. We hebben de smaak na de laatste volksraadpleging over het Oekraïense associatieverdrag immers goed te pakken. Tegelijkertijd moeten we de dialoog met Panama uiteraard blijven opzoeken en gaande houden. We kunnen de volksstemming losweken van louter sentiment rondom de Panamezen door een generale fiscale vraag voor te leggen aan het Nederlandse kiezersvolk. Ik stel me zo voor iets in de trant van: Vindt u dat iedereen in Nederland, burgers en bedrijven, maximaal belasting moet betalen? Zal mij benieuwen wie zich gaat opwerpen als representant van het ja-kamp. De geldigheid van het referendum moet je dan koppelen aan een opkomstpercentage op het niveau van ons toptarief, derhalve 52%. De Haagse echo ‘de uitslag zal uiteraard gerespecteerd worden’ is al hoorbaar. En ook nu geldt weer: nooit een saai moment in het Koninkrijk der Nederlanden.
Tjako Streefland is directeur van Taxpartners te Loosdrecht
ParaZiet zegt
Vervang in deze zin: “Vindt u dat iedereen in Nederland, burgers en bedrijven, maximaal belasting moet betalen?” het woordje maximaal (niks te maken met de koningin) door minimaal en u krijgt een opkomst van bijna 101% en een uitslag “ja” van bijna 200%.
Maarten zegt
Het stuk is goed geschreven, maar inderdaad ik ben het met ParaZiet eens. één woordje kan een wereld van verschil maken.