Wouter was aan de slag met de uitslagen van de DISC-test van de vennoten van maatschap Irene. Op basis van de diverse profielen maakte hij een analyse. Daarna pakte hij zijn bevindingen van een aantal jaren geleden erbij. Met name de profielen van Joke en Daan waren anders. Iets dat hem niet verbaasde.
In zijn notitieblok schreef hij:
Bram: Diplomaat
Joke: Doorzetter
Karel: Raadgever
Yasin: Specialist
Daan: Doener
Daarna tekende hij de diverse personen in op een overzichtskaart. Ze zijn allemaal anders maar ze hebben veel gemeen als het om hun persoonlijkheden gaat. Op de DISC-grid bewegen ze zich allemaal rond het midden. Ten tijde van Schuimstra waren de verschillen groter. Dat kwam vooral doordat Schuimstra een echte beslisser was. Daardoor kregen de andere vennoten weinig ruimte om hun eigen talent te laten zien. Iets waar met name Daan heel veel last van had. Joop en Paul maakten het allemaal minder uit. Zij probeerden vooral om het Schuimstra zoveel mogelijk naar de zin te maken. Wouter vroeg zich af wat er van de maatschap zou zijn geworden als Manfred, Joop en Paul die met hun drieën zouden hebben voortgezet. Kwaliteit zou in ieder geval een stuk minder de aandacht hebben gekregen.
Paula had Wouter gebeld over de uitslag van de toetsing. Ze had gevraagd of de uitslag nog gevolgen had voor het toetredingsproces van Bram. Wouter had geantwoord dat hij dat niet verwachtte. Als je daar transparant over bent, dan verwacht ik geen problemen. Je bent heus niet de enige die met een verbeterplan moet komen.
Die toetsingen waren wel een ding, dacht Wouter. Laatst was hij gebeld door een kantooreigenaar die aangaf dat hij niet kon slapen omdat hij binnenkort zou worden getoetst. ‘Maar waarvoor ben je dan zo bang?’ had Wouter gevraagd.
‘Dat ze me aftoetsen en dat ik uiteindelijk mijn kantoor moet sluiten.’
‘Nou, dan wordt je toch een administratiekantoor. Ze kunnen je toch niet het brood uit de mond stoten?’ De man zuchtte. Wouter merkte dat hij het moeilijk had.
‘Dat is het niet alleen. Ze kunnen er ook voor zorgen dat je bij de tuchtrechter komt en dan kunnen ze je uit het register schrappen.’ Daarna was de man in huilen uitgebarsten.
Toen hij weer wat rustiger was geworden had Wouter aangegeven dat de soep toch niet zo heet zou worden gegeten. Als je zo bang bent voor een onvoldoende dan kun jij je nu ook laten uitschrijven. Dan ben je accountant af en dan hebben ze ook niets meer over je te zeggen. De man had aangegeven dat Wouter het niet begreep. ‘Weet je wel hoe lang ik gestudeerd heb om accountant te worden. Dat geef ik dan op. Wat stel ik dan nog voor.’
Verderop in het gesprek had deze kantooreigenaar gezegd dat de toetsers de opdracht hadden om jaarlijks een bepaald aantal kantoren af te toetsen omdat er te veel kantoren zouden zijn. Volgens Wouter baarlijke nonsens. Maar hij had die redenering vaker gehoord. Complottheorieën waarvan hij had verwacht dat accountants daar boven zouden staan. Maar dat kleine kantoren beducht waren voor de Raad van Toezicht, dat was hem wel duidelijk. Hoog tijd wat hem betreft dat de beroepsorganisatie die signalen oppakte en met meer duidelijkheid kwam over de toetsingen. Nu werkten die toetsingen contraproductief. Ze zorgde voor angsthazerij en gebrek aan innovatie. Daar kwam bij dat het ook de resultaten van kantoren onder druk zette doordat er veel onnodige werkzaamheden werden uitgevoerd met als enige argument om het dossier maar dicht te vinken. Dan konden de toetsers tenminste niets vinden. Maar het lag ook aan de accountants zelf dacht Wouter. Iedere vorm van assertiviteit ontbrak als er iets aan de hand was. De standaardreactie was in de ontkenning schieten of een verdedigende houding aannemen. Van een dialoog was nauwelijks sprake. Volgens de kantooreigenaren kwam dat doordat de beroepsorganisatie, met de Raad van Toezicht voorop, macht had om kantooreigenaren te maken of te breken. Ze maakten hun eigen regels. Waarom je als kantoor wel of niet een afgetoetst werd was nooit te herleiden.
Wouter snapte dat niet. ‘Dan ga je toch procederen.’ Vaak klonk er dan een angstvallig gelach. ‘Naar Zwolle? Dan maken ze je nog verder kapot. Die gasten zijn zo goed voorbereid. Daar hebben wij de tijd en het geld niet voor. Nee, we doen wel wat ons is opgedragen.’
Als Wouter niet beter wist dan had hij de organisatie rond het accountantsberoep kunnen vergelijken met een Oost-Europees land voor de val van het IJzeren Gordijn waarbij het politbureau uitmaakte wat wel of niet goed was. Maar Wouter had meer het idee dat een totale desinteresse voor de ontwikkeling van het eigen beroep debet was aan de macht die men aan de beroepsorganisatie en de Raad van Toezicht toekende. Als kantoren iets meer moeite namen om kennis te nemen van de eigen regelgeving en de bevoegdheden van een Raad van Toezicht dan zou er al heel wat gewonnen zijn.
Maar goed, daar was bij maatschap Irene geen sprake van. Yasin en Karel waren goed op de hoogte van hun rechten en verplichtingen en die zouden heus wel gaan protesteren als ze het niet eens waren met de Raad van Toezicht. Daarom maakte hij zich ook niet zoveel zorgen had hij tegen Joke gezegd. ‘Volgend jaar slagen jullie met vlag en wimpel.’
Geef een reactie