De Raad van State adviseert het kabinet de verzwarende terugwerkende kracht inzake de voorstellen tot wijziging van de fiscale behandeling van vrijgestelde beleggingsinstellingen (vbi’s) en afgezonderde particuliere vermogens (APV’s) te laten vervallen, tenzij deze dragend kunnen worden gemotiveerd.
Dat schrijft de Raad in haar reactie op het Belastingplan 2017.
Vrijgestelde beleggingsinstellingen en afgezonderde particuliere vermogens
De met terugwerkende kracht in te voeren VBI- en APV-maatregelen vormen voor de betreffende belastingplichtigen belastende maatregelen, aldus de Raad. Gelet op het rechtszekerheidsbeginsel mag aan belastende maatregelen geen terugwerkende kracht worden toegekend, tenzij bijzondere omstandigheden een afwijking van deze regel rechtvaardigen. Behalve met een beroep op mogelijke anticipatie op deze maatregelen en op het alsnog heffen (claimbehoud) van belasting over constructies uit het verleden, wordt de terugwerkende kracht niet nader gemotiveerd. Een motivering voor de terugwerkende kracht van de structurele beperking van de toerekeningsstop ontbreekt zelfs, zo schrijft de Raad. De Afdeling advisering adviseert het voorstel aan de Tweede Kamer te zenden, maar vindt dat op onderdelen een dragende motivering of aanpassing van het voorstel moet worden gedaan.
Innovatiebox
Ook adviseert de Raad de keuze om sommige toelatingen/vergunningen wél te laten vallen onder de fiscaal voordelige innovatiebox maar andere niet, nader te motiveren.
Renteaftrekbeperking overnameholdings
Tevens vindt de Raad dat bij de maatregelen die erop zijn gericht om (bij overnames van bedrijven) onwenselijke renteaftrek te bestrijden, het vanuit een oogpunt van rechtszekerheid gewenst is dat de inspecteur bij beschikking vaststelt of sprake is van een “samenwerkende groep”.
Stimulering start-ups
Bij de stimuleringsmaatregel voor start-ups vindt de Raad van State dat moet worden verduidelijkt waarom er is gekozen voor een fiscale maatregel.
Wijziging BTW-vrijstelling (water)sport
In het Belastingplan staat een voorstel om de vrijstelling voor watersportorganisaties in de Wet op de omzetbelasting 1968 in overeenstemming te brengen met het arrest van het HvJ EU van 25 februari 2016. Volgens de Raad is in het voorstel de BTW-vrijstelling voor sport op een tweetal punten nog steeds niet in overeenstemming met de BTW-richtlijn. Daarom adviseert de Raad ook twee andere arresten van het HvJ EU in de wijziging mee te nemen.
Geef een reactie