Een rapport dat een RA opstelde voor een klant ten behoeve van een schadestaatprocedure bij het gerechtshof heeft de accountant een berisping door de Accountantskamer opgeleverd. De RA kreeg er flink van langs om het ondeugdelijke rapport, waarin ze onder anderen stelde dat de door haar klant veroorzaakte schade als gevolg van zijn betrokkenheid bij diefstal van duizenden zogeheten stapelwagens bij een grote bloemenveiling als nihil moet worden beoordeeld. Die bevinding wordt in het rapport niet onderbouwd en is daarom volgens de Accountantskamer ook onbegrijpelijk, aangezien de betrokkene al eerder veroordeeld was. De klant werd uiteindelijk in de hoger beroepszaak waar het rapport werd ingebracht veroordeeld tot een betaling van maarliefst 6,4 miljoen euro. Uitspraak: 17/2477 Wtra AK.
De klant was al veroordeeld tot het betalen van ruim 7,6 miljoen euro schadevergoeding voor zijn betrokkenheid bij de ontvreemding van de stapelwagens. Dat zijn transportkarren die bij de veiling werden gebruikt voor het vervoer van planten, bloemen en andere artikelen die daar worden geveild. De bloemenveiling ging uit van de diefstal van maarliefst 1,3 miljoen kilo aluminium, een equivalent van ongeveer 18.700 stapelwagens. De klant vroeg de RA tijdens de hoger beroepsprocedure om een rapport op te stellen met de volgende opdracht:
- In hoeverre blijkt uit het procesdossier een causaal verband tussen de (vermeende) betrokkenheid van de klant bij de ontvreemding van stapelwagens en de door de bloemenveiling geleden schade?
- Is de door de bloemenveiling ingediende schade daadwerkelijk door de bloemenveiling geleden en is deze volledig toe te rekenen aan de (vermeende) betrokkenheid van de klant bij de diefstallen van stapelwagens bij de bloemenveiling?
‘Uiterst subjectief rapport’
De bloemenveiling stelde na de veroordeling in hoger beroep een klachtenprocedure in tegen de RA, die volgens de klagers een uiterst subjectief rapport had opgesteld. De Accountantskamer gaat daar deels in mee en stelt vast dat betrokkene bij het accepteren van de opdracht onvoldoende oog heeft gehad voor het feit dat in de vraagstelling tot tweemaal toe het woord “vermeende” wordt gebruikt. Daardoor miskende ze dat het gerechtshof al eerder de betrokkenheid van de klant bij de diefstal en/of verduistering bewezen heeft geacht. Ook in het rapport heeft de RA een aantal malen melding gemaakt van de “(vermeende) betrokkenheid” van haar klant.
Verweer
In haar verweerschrift heeft ze daarover gesteld dat zij niet heeft beoogd te tornen aan het oordeel van het gerechtshof, maar dat zij zich achteraf realiseert dat die indruk mogelijk wel heeft kunnen ontstaan. Zij meent echter dat dit geen afbreuk doet aan haar bevindingen ten aanzien van het object van het onderzoek, het causale verband met de geclaimde schade en de hoogte van de schade. De Accountantskamer overweegt daarover vervolgens dat van de RA verwacht mocht worden dat zij zich in haar rapport zorgvuldig had uitgedrukt, zodat de rapportage in de juridische procedure niet onjuist kon worden geïnterpreteerd.
Nihil? Onbegrijpelijk
Over de conclusie dat de schade nihil moet zijn is de Accountantskamer van oordeel dat die bevinding niet volgt uit de eerdere stukken en ook in het rapport van de RA verder niet wordt onderbouwd. De Accountantskamer noemt de bevinding daarom zelfs onbegrijpelijk. De RA verklaarde ter zitting dat ze bedoeld heeft dat de exacte schade niet kan worden vastgesteld en daarom nihil moet zijn. ‘Uit de door de RA gehanteerde formulering in het rapport blijkt evenwel niet dat zij dit bedoeld heeft, nog daargelaten of deze conclusie wel op zijn plaats zou zijn geweest’, oordeelt de Accountantskamer daarover. Het rapport ontbeert daarom een deugdelijke grondslag. ‘Uit de gebezigde formuleringen in het rapport moet voorts worden afgeleid dat betrokkene over onvoldoende kennis beschikt van de aan de orde zijnde juridische begrippen.’
Daarmee staat vast dat de RA in strijd heeft gehandeld met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid als bedoeld in artikel 2 onder d van de VGBA, oordeelt de Accountantskamer. Een berisping wordt op zijn plaats geacht.
Geef een reactie