Een werkgever kan geen gebruik maken van de gerichte vrijstelling voor studiekosten onder de werkkostenregeling voor de studiekosten van een kind van een werknemer.
Dat blijkt uit de schriftelijke antwoorden van staatssecretaris Snel op vragen over het Belastingplan 2019. Pieter Omtzigt (CDA) ziet verschillende mogelijkheden voor een werkgever om een onbelaste vergoeding aan het kind van een werknemer te verstrekken voor de studiekosten van dat kind:
- belastbaar inkomen dat per saldo niet belast is omdat het kind gebruik kan maken van de algemene heffingskorting;
- belastbaar inkomen naast inkomen uit een bijbaan waarbij het kind scholingskosten kan aftrekken, waardoor ook per saldo geen belasting wordt geheven;
- de werkgever kan gebruikmaken van de gerichte vrijstelling voor studiekosten onder de werkkostenregeling.
Snel kan zich vinden in de eerste twee opties. Volgens de bewindsman kan het kind van een werknemer onder omstandigheden de toelage zelfstandig als inkomen genieten. Via de algemene heffingskorting zal dit toegekende inkomen – uiteraard wel afhankelijk van de hoogte van de studietoelage – per saldo onbelast blijven. Als het kind ook nog ander inkomen uit bijvoorbeeld een bijbaan heeft, komt de studietoelage van de werkgever er wel bij in zijn inkomen. Maar dan heeft hij momenteel, evenals in de situatie zonder bijbaan, wel nog recht op aftrek van scholingsuitgaven. De gedane scholingsuitgaven drukken op het kind, omdat de toelage van de werkgever belast inkomen vormt. Als een werkgever dergelijke studievergoedingen wil gaan geven, dan zal dit een extra recht moeten zijn dat de werkgever aan het kind van werknemers verstrekt. Er is sprake van loon van de ouder indien de toekenning van de studietoelage aan het kind invloed heeft op het loon van de ouder. Van de gerichte vrijstelling voor studiekosten onder de werkkostenregeling kan echter geen gebruik worden gemaakt.
Geef een reactie