Een accountant die als zakenpartner in zee gaat met een klant. Het gebeurt regelmatig dat zo’n samenwerking uiteindelijk misloopt. Ook bij een RA die meewerkte aan het overeind houden van een bedrijf dat al 650.000 euro schuldig was aan een accountantskantoor waar het mee samenwerkte was dat het geval. Zodanig zelfs dat zijn voormalige zakenpartners/klanten hem verschillende tuchtrechtelijke verwijten maakten bij de Accountantskamer. Van die klachten blijft echter bij de tuchtrechter niets over. Een deel van de klachtonderdelen is niet-ontvankelijk vanwege termijnoverschrijding, voor het overige is de klacht ongegrond.
Uitspraak: 18-2332 RA
Software en administratie
Het bedrijf waar de RA bij betrokken raakte ontwikkelde en verkocht software waarmee medische ondernemers online hun praktijk kunnen voeren. Ook bood het administratieve diensten aan zoals het doen van de administratie, belastingaangiften, het voeren van de salarisadministratie en het opmaken van jaarrekeningen. De relatie met de grootste klant eindigde rond 2011. Als gevolg daarvan was het bedrijf niet meer in staat om de facturen van de vaste accountant te voldoen. Ook de samenwerking tussen het bedrijf en een accountantskantoor eindigde. Op het moment van het einde van de samenwerking was het bedrijf het accountantskantoor nog € 650.000,– schuldig. Dit kon het administratie-/softwarebedrijf niet betalen. Een faillissement dreigde, waarna het bedrijf in contact kwam met de RA. Die besloot om een samenwerking aan te gaan.
Samenwerking
Zijn eigen accountantskantoor stelde nog de jaarrekening over 2010 samen van het administratie-/softwarebedrijf. In 2012 stelde hij nog de conceptjaarrekening 2011 samen, maar op 22 november 2012 liet hij het bedrijf weten de accountant/cliënt-relatie op te zeggen vanwege de inmiddels in gang gezette samenwerking. In het kader van die samenwerking trof hij een regeling met het accountantskantoor dat nog 6,5 ton tegoed had, waarbij het accountantskantoor genoegen nam met betaling van €125.000,– en het restant kwijtschold. Op 9 februari 2011 werd tussen het accountantskantoor van de RA en zijn nieuwe zakelijk partner een intentieovereenkomst (LOI) gesloten. De bedoeling van partijen was de administratietak te ontwikkelen, te exploiteren en op termijn met winst te verkopen. Het accountantskantoor van de RA verstrekte vervolgens verschillende leningen aan het bedrijf. In 2012 verzocht het bedrijf van de RA om terugbetaling van de leningen, maar partijen bereikten daarover geen overeenstemming. Uiteindelijk lieten enkele BV’s van de RA en zijn echtgenote op 23 oktober 2018 conservatoir derdenbeslag leggen onder de bank ten laste van de voormalige zakenpartners en werden die voormalige zakenpartners voor de civiele rechter gedagvaard.
Tuchtklachten
De voormalige zakenpartners gingen echter bij de Accountantskamer in de tegenaanval en kwamen met de volgende verwijten:
- Betrokkene heeft zich niet gehouden aan het conceptueel raamwerk door geen bedreigingen voor het zich houden aan de fundamentele beginselen te identificeren en te beoordelen, terwijl die er wel waren, zoals (financiële) eigen belangen en zelftoetsing;
- Betrokkene heeft met zijn handelen het accountantsberoep in diskrediet gebracht;
- Betrokkene is niet eerlijk geweest over de storting van risicodragend kapitaal;
- Betrokkene heeft vertrouwelijke gegevens, onder meer over de liquiditeit van klagers, gebruikt om hen te dwingen tot beëindiging van de samenwerking, tot ondertekening van overeenkomsten van geldlening en overdracht van de MKB-praktijk, en deze beëindiging later weer te ontkennen;
- Betrokkene heeft de in de LOI vastgelegde afspraken niet uitgevoerd en [A] in haar ontstaan gefrustreerd. Verder heeft hij onduidelijkheid laten bestaan over de financiële situatie zodat er nu, zes jaar later, nog steeds onenigheid is.
Oordeel
In de uitspraak gaat de tuchtrechter vooral in op de vraag of er wel of geen sprake is van termijnoverschrijding bij de klachten. De klagers stellen zich op het standpunt dat de gedragingen van de RA waarover zij klagen, plaatsvonden in de periode van februari 2011 tot nu. De handelingen die hij op dit moment nog verricht (onder meer het in rechte vorderen van vele miljoenen euro’s) vloeien voort uit de LOI, zodat er sprake is van voortgezette handelingen waarvoor nieuwe vervaltermijnen gelden. Voor klagers werd begin 2017, namelijk op het moment dat zij hun advocaat raadpleegden en hun de werkelijke aard van de overeenkomsten van geldlening (die zij onder druk van de RA hadden getekend) bleek, duidelijk dat betrokkene zich klachtwaardig gedroeg en had gedragen.
Zesjaarstermijn is absolute termijn
De Accountantskamer spreekt daarover uit dat de zesjaarstermijn een absolute termijn is. Zijn er zes jaren verstreken nadat het verweten handelen of nalaten door een accountant heeft plaatsgevonden, dan kan en mag de Accountantskamer een klacht daarover niet in behandeling nemen. Betrokkene heeft in 2011 en 2012 accountantswerkzaamheden voor zijn zakenpartner verricht. In november 2012 zijn deze schriftelijk beëindigd. De LOI en de overeenkomsten van geldlening zijn gesloten in 2011 en (vóór december) 2012. Hieruit volgt dat de klacht voortvloeiend uit deze gedragingen niet-ontvankelijk is.
Interpretatie klagers zou onacceptabele gevolgen hebben voor rechtszekerheid accountants
De Accountantskamer volgt klagers niet in hun betoog dat de huidige gedragingen voortvloeiende uit de overeenkomsten van 2011 en 2012, moeten worden beschouwd als nieuwe zelfstandige gedragingen waarvoor nieuwe vervaltermijnen gelden. Zou de uitleg van klagers worden gevolgd, dan zou dat tot gevolg hebben dat de zesjaarstermijn, als gevolg van gedragingen, die verband houden met nakoming van verplichtingen die voortvloeien uit overeenkomsten die reeds zes jaar (of meer) geleden zijn aangegaan, in feite illusoir wordt. Dit heeft onacceptabele gevolgen voor de rechtszekerheid van accountants. Overigens, omdat klagers stellen dat zij de overeenkomsten tot geldlening onder druk hebben ondertekend (daargelaten of klagers aannemelijk hebben gemaakt dat daarvan inderdaad sprake was), is dit bij uitstek een omstandigheid die hen bij de ondertekening al bekend was en had het op hun weg gelegen daar ook in verband met de hierna te melden driejaarstermijn, eerder tegen op te komen.
Driejaarstermijn
Ten aanzien van de verweten gedragingen van de RA die plaatsvonden in de periode tussen 10 december 2012 tot en met 10 december 2015 overweegt de Accountantskamer dat deze eveneens buiten het bereik van het tuchtrecht vallen, omdat deze plaatsvonden buiten de driejaarstermijn en vastgesteld moet worden dat klagers redelijkerwijs hadden kunnen vaststellen of vermoeden dat betrokkene mogelijk een tuchtrechtelijk verwijt kon worden gemaakt.
Voor het overige is de klacht ongegrond.
Lees het hier het verslag van de zitting voor de Accountantskamer: ‘Samenwerking accountant met software-ontwikkelaar wordt puinhoop’
Geef een reactie