Staatssecretaris Snel (Financiën) gaat bij nader inzien toch niet in cassatie tegen een uitspraak van het gerechtshof in Den Haag, dat oordeelde dat geen belastingrente hoeft te worden betaald over bedragen die al op grond van een voorlopige aanslag waren betaald. Maar dat betekent niet dat deze werkwijze nu tot beleid is verheven. Integendeel zelfs.
Het hof had bepaald dat de Belastingdienst bij het berekenen van de belastingrente bij een definitieve aanslag rekening moet houden met de eerdere betaling van de voorlopige aanslag. De belastingrente is niet van toepassing op het deel van de voorlopige aanslag (in dit geval vennootschapsbelasting) dat al op de rekening van de Belastingdienst staat. Basis voor de uitspraak was onder meer het eind 2015 afgesproken beleid dat geen belastingrente wordt berekend over perioden waarin de Belastingdienst al beschikt over het geld.
Vermindering vennootschapsbelasting
In deze zaak ging het om een BV die een voorlopige aanslag vennootschapsbelasting betaalde die later tot nihil werd verminderd. De daaruit voortvloeiende teruggaaf werd pas verrekend met de op de definitieve aanslag verschuldigde belasting. Daarbij werd belastingrente berekend over het gehele daarop verschuldigde belastingbedrag, zonder rekening te houden met het bedrag dat al op de voorlopige aanslag was betaald.
Berekening rente is wettelijk toegestaan
Financiën ging in februari in cassatie tegen de uitspraak, maar die is nu ingetrokken. Maar dat is niet omdat Snel zich achter het gehanteerde beleid schaart. Hij vindt juist dat berekening van belastingrente over het gehele bedrag op basis van de wet juist is. ‘Mede gelet op de aan de belastingrenteregeling ten grondslag liggende eigen verantwoordelijkheid voor de juistheid van de voorlopige aanslagen, waardoor in rekening brengen van belastingrente kan worden beperkt dan wel voorkomen, acht ik het in zijn algemeenheid ook niet gewenst dat in gevallen als het onderhavige van de wettelijke bepalingen inzake de belastingrente wordt afgeweken.’
Handreiking, maar geen beleid
In deze specifieke zaak gaat het echter om beginselen van behoorlijk bestuur, waarbij het bedrijf verwees naar afspraken uit het landelijk vaktechnisch overleg formeel recht. ‘Uit deze passages blijkt dat op 23 november 2015 ten behoeve van de eenheid van uitvoering, als handreiking voor de praktijk, is meegedeeld dat kan worden uitgegaan van de lijn dat geen rente berekend zal worden over de periode dat het geld al bij de fiscus was.’ Volgens Snel is dat echter een onjuiste wetsinterpretatie. Hij wijst erop dat zijn voorganger Wiebes in 2017 al heeft aangegeven dat er beleidsmatig niet wordt afgeweken van de wettelijke regeling. ‘Ik hecht eraan om nogmaals op te merken dat deze mededelingen (van het vaktechnisch overleg, red.) niet bedoeld waren als beleidsmatige uitspraak, waartoe het landelijk vaktechnisch overleg uiteraard niet bevoegd is, maar een onjuiste interpretatie waren van de wettelijke regeling.’
Beroep op begunstigend beleid niet mogelijk
Alleen omdat de betrokken BV hier het vertrouwen kon hebben dat het deels niet berekenen van de belastingrente beleid was, trekt Snel de cassatie in. ‘Voor vergelijkbare gevallen waarin de aanslagen (met rente) zijn opgelegd vanaf 7 juni 2017 is een beroep op begunstigend beleid uiteraard niet mogelijk. In die gevallen is namelijk conform de wet en mijn beleid terecht rente in rekening gebracht.’
Geef een reactie