Een advocaat die een samenwerkingsverband aanging met een accountant en een andere advocaat op oneigenlijke gronden zover probeerde te krijgen om dat ook te doen heeft van de Raad van Discipline een waarschuwing opgelegd gekregen. De Accountantskamer zag eerder te weinig bewijs voor een tuchtrechtelijke veroordeling in de zaak, meldt advocatie.nl
Kwaad daglicht
De advocaat probeerde een voormalige collega-advocaat van het kantoor waar hij was vertrokken over te halen door te proberen de voormalige werkgever op allerlei manieren in diskrediet te brengen door het kantoor in een kwaad daglicht te stellen. Hij zegt bijvoorbeeld dat het kantoor op omvallen staat, dat de administratie niet deugt en hij geeft inzicht in de – hogere – salarissen van kantoorgenoten. De advocaat hapt toe, maar krijgt al snel wroeging en gaat weer terug naar zijn oorspronkelijke werkgever.
Tuchtklachten
De teruggekeerde advocaat voelt zich ‘verplicht om bepaalde dingen te vertellen’. Dat leidt tot de klacht van de voormalige werkgever aan het adres van de vertrokken advocaat en ook de accountant waar hij mee samenwerkt. De zaak bij de Accountantskamer leidt niet tot een veroordeling. Er ligt op dat moment namelijk alleen een verklaring van de voormalige werkgever en de Accountantskamer vindt dat onvoldoende. Bij de Raad van Discipline wordt de overgestapte en weer teruggekeerde advocaat als getuige gehoord en dat blijkt doorslaggevend:
‘Verweerder heeft geprobeerd om, samen met de (voormalig) accountant van klager, op oneigenlijke gronden de heer H. te overreden om het kantoor van klager te verlaten en met hen samen te werken. In dit verband zijn aan de heer H. financiële gegevens getoond en is getracht om hem een klacht tegen klager te laten ondertekenen’, spreekt de Raad van Discipline uit.
‘De gedragingen van verweerder (en de accountant) hebben zich voorgedaan in een tijdsbestek van om en nabij zes jaren. Al met al heeft verweerder niet integer gehandeld en daarmee één van de kernwaarden van de advocatuur geschonden. Eén en ander is tuchtrechtelijk verwijtbaar en de raad acht, mede in aanmerking genomen dat verweerder niet eerder tuchtrechtelijk is veroordeeld, de maatregel van waarschuwing passend. Daarbij neemt de raad mede in aanmerking dat de heer H. zelf een (actieve) rol heeft gehad door zich niet van contacten met verweerder te onthouden.’
Bron: advocatie.nl
Geef een reactie