De Raad van State heeft grote bedenkingen bij de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid, maar toch worden de WW-premies vanaf 2020 gedifferentieerd naar de aard van het contract. Als gevolg van dat in de Wet arbeidsmarkt in balans (Wab) aangekondigde plan gaan werkgevers voor vaste contracten een lagere premie afdragen dan bij flexibele contracten. Minister Koolmees informeert de Tweede Kamer daarom nu over de aanstaande vaststelling en publicatie van het Besluit tot wijziging van het Besluit Wfsv. Als gevolg van het RvS-advies kiest het kabinet nu wel voor een getrapte inwerkingtreding, schrijft de minister.
In het besluit wordt onder andere het vaste verschil tussen de hoge en de lage WW-premie vastgesteld op vijf procentpunten en worden vier situaties bepaald waarin met terugwerkende kracht de lage WW-premie wordt herzien.
RvS: Beperkte uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid
De Raad van State heeft geadviseerd de invoering van de voorgestelde regeling te heroverwegen, vooral vanwege de – in haar ogen – beperkte uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van het besluit.
Het advies van de RvS is voor het kabinet aanleiding geweest om de balans tussen uitvoerbaarheid, complexiteit en handhaafbaarheid opnieuw te bezien, schrijft Koolmees. ‘Alles overwegende heeft het kabinet geconcludeerd dat het wenselijk is om op het moment van invoering te kiezen voor een minder complexe en eenvoudiger uitvoerbare regeling. Daarom zullen de herzieningssituaties getrapt worden ingevoerd: per 1 januari 2020 zullen slechts twee van de vier herzieningssituaties in werking treden.’
Risico op omzeiling
‘Daarmee accepteert het kabinet, omwille van betere uitvoerbaarheid, in eerste instantie een hoger risico op omzeiling’, licht de minister toe. ‘Dat risico wordt op zijn beurt beheerst door extra in te zetten op monitoring en in 2021 te bezien of inwerkingtreding van de twee resterende herzieningssituaties alsnog aan de orde moet komen. De twee herzieningssituaties die niet per 2020 in werking treden, zijn de situaties waarin de werkgever de lage premie moet herzien naar aanleiding van het toekennen van een WW-uitkering. Het zijn met name deze herzieningssituaties die de complexiteit van de regeling vergroten en vooral voor het UWV uitvoeringslast veroorzaken.
[…]Het bovenstaande is, gelet op het advies van de Afdeling, voor het kabinet reden om te kiezen voor een getrapte inwerkingtreding van de herzieningssituaties. Concreet betekent dit dat de aan de WW gerelateerde herzieningssituaties niet per 2020 in werking zullen treden, dat het UWV voor deze situaties nog geen kopieën van WW-beschikkingen zal gaan versturen, en dat werkgevers in deze situaties de lage premie niet hoeven te herzien. Deze getrapte invoering betekent voor 2020 een aanmerkelijke vereenvoudiging die het UWV, de Belastingdienst, en werkgevers in staat stelt om te focussen op de invoering van de hoofdregel van de premiesystematiek en de twee herzieningssituaties die door werkgevers zelf te onderkennen zijn. Op deze manier worden de uitvoeringsrisico’s op het moment van invoering beperkt.’
Geef een reactie