De verwerking in de jaarrekening van aanspraken van uittredende participanten van een organisatie van gerechtsdeurwaarders- en incassokantoren heeft een AA danig in de problemen gebracht. De Accountantskamer legt hem een berisping op, omdat hij bij die verwerking volledig afging op een onvoldoende onderbouwd advies van het kenniscentrum van zijn werkgever. Volgens de tuchtrechter kwam hij daardoor op onzorgvuldige wijze tot een oordeel over de vraag hoe de aanspraken op grond van de regelgeving over financiële verslaggeving moesten worden verwerkt. Daarmee heeft de AA volgens de Accountantskamer in strijd met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid gehandeld.
Uitspraak: 19-1111 AA
De jaarrekening die de AA samenstelde was die van een certificaathouder van een STAK die aandelen houdt in een organisatie van gerechtsdeurwaarders- en incassokantoren. De participant in de gerechtsdeurwaarders- en incassokantorenorganisatie wilde net als enkele andere participanten uittreden. Omdat de bank als kredietverstrekker, vanwege het niet meer voldoen aan de solvabiliteitsnorm door de gerechtsdeurwaardersorganisatie geen toestemming gaf voor de betalingen aan de uittredende participanten ontstond op grond van de Participantenovereenkomst voor partijen de verplichting tot het aangaan van geldleningen onder nader overeen te komen marktconforme voorwaarden. De partijen kwamen daar echter niet uit, waardoor de inkoop van de aandelen en certificaten niet doorging. Wel werd een begin gemaakt met maandelijkse a contobetalingen van € 10.000 aan de certificaathouder.
Verantwoording aanspraken in jaarrekening
Bij het samenstellen van de jaarrekening 2016 van de certificaathouder door de AA kwam de vraag naar voren hoe de aanspraken van de uittredende participanten moesten worden verantwoord in de jaarrekening. Het bestuur van de certificaathouder wilde de aanspraken van de uittredende participanten, anders dan in de jaarrekening 2015 was gebeurd, niet meer als zodanig in de balans presenteren, maar de daarmee corresponderende waarde als eigen vermogen in de vorm van agioreserve – en derhalve niet langer als vreemd vermogen – in de balans opnemen. De AA kwalificeerde uiteindelijk op advies van het Kennis Centrum Accountancy van zijn kantoor de aanspraken van de uittredende participanten in de (concept) jaarrekening 2016 als eigen vermogen.
E-mail onvoldoende onderbouwing
De Accountantskamer oordeelt dat dat anders had gemoeten:
Voor de beoordeling of de AA bij het samenstellen van de jaarrekening in overeenstemming heeft gehandeld met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid is in de eerste plaats van belang dat de aanspraken van de uittredende participanten in eerdere jaarrekeningen, waaronder de door de AA samengestelde jaarrekening 2015, waren gepresenteerd als een langlopende schuld en daarmee als vreemd vermogen. De waarde van de aandelen van de uittredende participanten was in deze jaarrekeningen in mindering gebracht op het agio. Het management van de BV wenste dat de met de aanspraken van de participanten corresponderende waarde zou worden gepresenteerd als eigen vermogen en niet langer als vreemd vermogen. Zeker nu sprake was van een andere wijze van verwerken van deze aanspraken dan had plaatsgevonden in de vorige jaarrekeningen, was een gedegen onderbouwing voor deze wijziging vereist.
De tuchtrechter is van oordeel dat de inhoud van de e-mail vanuit het Kennis Centrum Accountancy van 5 september 2017 onvoldoende onderbouwing vormde voor een volstrekt andere wijze van verwerking dan in de jaarrekening 2015 had plaatsgevonden. Deze e-mail, die de relevante passages van de Richtlijnen voor de jaarverslaggeving van micro- en kleine ondernemingen (RJk) niet noemt en die nauwelijks onderbouwing bevat voor de conclusie dat de aanspraken van uittredende participanten als eigen vermogen dienden te worden verantwoord, volstond hiervoor niet. Niet aangetoond is dat betrokkene elders aanvullend advies heeft ingewonnen. Van het gestelde telefonische overleg met de controlerend accountant is niets vastgelegd. Dat dit niet is vastgelegd klemt te meer, nu sprake was van een significante aangelegenheid, zoals vermeld in Standaard 4410.38 a.
Gelet daarop is de Accountantskamer van oordeel dat onvoldoende gebleken is dat de AA, toen hij de keuze heeft gemaakt om de aanspraken van uittredende participanten als eigen vermogen te verwerken, alle relevante aspecten heeft meegewogen. Hij heeft bij de verwerking van deze aanspraken in de jaarrekening 2016 zijn vakbekwaamheid op het terrein van de financiële verslaggeving dan ook onvoldoende toegepast, oordeelt de Accountantskamer. De AA heeft hierdoor gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid.
Geef een reactie