Twee accountants hebben flink hun hoofd gestoten toen ze verschillende betrokken partijen bij een familiebedrijf adviseerden over de verkoop van aandelen. Één van de twee was ook al samenstellend accountant bij het familiebedrijf. De Accountantskamer legt de RA en AA een waarschuwing en een berisping op vanwege hun tuchtrechtelijk verwijtbare dubbelrol.
Uitspraak: 20-1223 en 1224 AA en RA
Aandelenverkoop na overlijden ondernemer
Een ondernemer had 50% van de aandelen in een productiebedrijf voor kunststoffen, zijn zakenpartner bezat de andere helft. Na het overlijden van de ondernemer in oktober 2018 erfde diens echtgenoot de aandelen. De vrouw wilde haar (indirecte) aandelenbelang van 50% verkopen aan haar zwager voor € 590.000. Daarover werden gesprekken gevoerd in aanwezigheid van de andere aandeelhouder, die als enige bestuurder was overgebleven, en diens accountant. Die AA had onder meer jaarrekeningen voor het productiebedrijf samengesteld, maar hij trad dus ook op als adviseur van de overgebleven bestuurder. Een kantoorgenoot van de accountant, een RA, trad op als adviseur van de zwager van de weduwe. Het accountantskantoor van de beide accountants onderhield een opdrachtrelatie met het productiebedrijf. De weduwe en haar zwager konden het niet eens worden over de aandelenverkoop, waarna de zakenpartner van de overleden ondernemer uiteindelijk in juni 2020 de aandelen van de weduwe kocht voor € 450.000, aanzienlijk minder dus dan wat ze er aanvankelijk voor vroeg.
Tuchtklacht: RA erkende bedreigingen te laat
Bij de Accountantskamer werd de accountants verweten dat de weduwe door hun handelen in haar belangen was geschaad. De RA en de AA zouden meerdere belangen hebben behartigd en geen zuivere rol hebben gespeeld bij het bepalen van de koopprijs van de aandelen.
De Accountantskamer is het daar deels mee eens. Over de RA overweegt de tuchtrechter dat hij werkte voor het accountantskantoor dat in de persoon van de AA de vennootschappen en de andere zittende (indirect) aandeelhouder bijstond, en bovendien zelf beschikte over informatie met betrekking tot het bedrijf die onbedoeld of op een ongewenst moment bij de (potentiële) koper van de aandelen in die vennootschap terecht kon komen. Daardoor kon een belangenconflict ontstaan. In die situatie had hij naar het oordeel van de Accountantskamer bedacht moeten zijn op mogelijke bedreigingen voor de naleving van het fundamentele beginsel van objectiviteit. In deze situatie verdient daarnaast ook aandacht het in acht nemen van de verplichting tot geheimhouding van informatie, oordeelt de Accountantskamer. In artikel 21, eerste lid, van de VGBA is bepaald dat de accountant omstandigheden die een bedreiging kunnen zijn voor het zich houden aan een fundamenteel beginsel identificeert en beoordeelt, en dat hij met betrekking tot dergelijke omstandigheden een toereikende maatregel neemt die ertoe leidt dat hij zich houdt aan de fundamentele beginselen. Slaagt hij er niet in een zodanige maatregel te nemen, dan behoort hij volgens het tweede lid van artikel 21 van de VGBA (voor zover van belang) de professionele dienst te weigeren of te beëindigen.
De RA heeft bedreigingen voor de naleving van het fundamentele beginsel van objectiviteit wel onderkend en zijn dienst als adviseur beëindigd, maar pas nadat een gesprek op 17 (18) april 2019 had plaatsgevonden waaruit bleek dat de onderhandelingen tussen de weduwe en haar zwager zouden uitmonden in een moeizaam traject. Schending van het fundamentele beginsel van objectiviteit is niet alleen aan de orde als vastgesteld wordt dat van een objectieve oordeelsvorming geen sprake is geweest, maar ook als duidelijk is dat een accountant zich in een situatie begeeft waarin zijn objectiviteit in het gedrang kan komen. In dat laatste geval zal hij een toereikende maatregel moeten nemen om zijn objectiviteit te waarborgen. De RA heeft op 17 (18) april 2019 ten onrechte niet onderkend dat zijn deelname aan het gesprek een bedreiging voor zijn objectiviteit met zich mee zou kunnen brengen, laat staan dat hij toereikende maatregelen heeft genomen om die bedreiging weg te nemen. Hij heeft daardoor tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld.
AA erkende helemaal geen bedreiging
De Accountantskamer stelt vast dat de AA werkte voor het accountantskantoor dat in de persoon van de RA juist de beoogde koper (de zwager) bijstond, terwijl hijzelf naast de vennootschappen ook de overgebleven bestuurder bijstond, die eigen belangen kon hebben rondom de aandelen. Daardoor kon een belangenconflict ontstaan tussen de weduwe, haar zwager en de overgebleven bestuurder. In die situatie had hij naar het oordeel van de Accountantskamer bedacht moeten zijn op een mogelijke bedreiging voor de naleving van het fundamentele beginsel van objectiviteit. Daarnaast verdient in deze situatie eveneens aandacht het in acht nemen van de verplichting tot geheimhouding van informatie. Zoals al is overwogen brengt artikel 21, eerste lid VGBA mee dat de accountant omstandigheden die een bedreiging kunnen zijn voor het zich houden aan een fundamenteel beginsel identificeert en beoordeelt, en met betrekking tot dergelijke omstandigheden een toereikende maatregel neemt die ertoe leidt dat hij zich houdt aan de fundamentele beginselen. Slaagt hij er niet in een zodanige maatregel te nemen, dan hoort hij volgens het tweede lid van artikel 21 van de VGBA (voor zover van belang) de professionele dienst te weigeren of te beëindigen. De AA heeft geen bedreigingen voor naleving van fundamentele beginselen onderkend. De Accountantskamer heeft vastgesteld dat daadwerkelijk sprake is geweest van een schending van het fundamentele beginsel van objectiviteit en van vertrouwelijkheid nu de AA zich, zo heeft hij op de zitting bevestigd, tijdens het gesprek van 17 (18) april 2019 afwijzend heeft uitgelaten over het genoemde verkoopbedrag van de aandelen ten bedrage van € 590.000 vanwege schulden van de vennootschap en de waarde van onroerend goed. Met deze handelwijze heeft de AA tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld.
Maatregelen
Bij de RA vindt de Accountantskamer de maatregel van waarschuwing passend en geboden. Daarbij is in aanmerking genomen dat de accountant onvoldoende acht heeft geslagen op de bedreigingen voor het zich houden aan het fundamentele beginsel van objectiviteit dat in het geding was en dat hij geen afdoende maatregel heeft getroffen. Meegewogen is dat hij zich heeft gerealiseerd dat hij de zwager niet meer als adviseur kon bijstaan, maar dat besef is te laat doorgedrongen. Ook is meegewogen dat niet eerder jegens de RA een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd.
Bij de AA vindt de tuchtrechter een berisping passend en geboden. Daarbij is in aanmerking genomen dat de accountant geen acht heeft geslagen op het zich houden aan zowel het fundamentele beginsel van objectiviteit als dat van vertrouwelijkheid. Met zijn verweer dat hij integer heeft gehandeld en verschillende belangen in het oog heeft gehouden heeft hij ook geen enkel besef getoond dat juist die verschillende belangen maakten dat hij moest handelen zoals artikel 21 VGBA voorschrijft. Ook is meegewogen dat niet eerder jegens betrokkene een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd.
Geef een reactie