Het ambitieuze accountantskantoor Lodder & Co ging enkele jaren geleden ten onder aan interne ruzies, waarbij oprichter At Lodder de hoofdrol speelde. Nog altijd staat een deel van de maten tegenover elkaar over de financiële afwikkeling, blijkt uit een recent vonnis van de rechtbank Rotterdam dat Accountancy Vanmorgen achterhaalde.
Ondergang Lodder & Co
Het FD besteedde in 2017 in een uitgebreid artikel aandacht aan de vermeende angstcultuur bij Lodder & Co en de ondergang van het accountantskantoor. Op het hoogtepunt had Lodder & Co in 2013 11 vestigingen, 18 partners, 250 man personeel en een omzet van €21,5 miljoen. Lodder & Co wilde graag doorgroeien tot een landelijke accountantsorganisatie, maar van die ambitie kwam uiteindelijk niets terecht. De maten voerden onderling een enorme hoeveelheid gerechtelijke procedures, voornamelijk over geldkwesties. Alleen al tegen oprichter At Lodder zouden bijna twintig klachten zijn ingediend bij de Accountantskamer.
Lang niet alle procedures leidden tot veroordelingen, maar het accountantskantoor viel door alle onderlinge onenigheid wel uit elkaar. Van de elf vestigingen gingen er drie failliet. Twee zijn er verder gegaan als New Vision Group, een is er verkocht en drie hebben zich aangesloten bij ETL. SKM uit Rotterdam stapte in 2010 uit de maatschap en Avant uit Oudewater beëindigde in 2015 de samenwerking.
Ruzie over afwikkeling
Uit de recente uitspraak bij de rechtbank Rotterdam blijkt dat het onderling procederen daarmee niet ophield. Ook over de financiële afwikkeling van een partnerovereenkomst van één van de maten in de maatschap Lodder & Co konden de maten het (uiteraard) niet eens worden. Bij arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden werd Lodder & Co op 17 februari 2015 veroordeeld tot betaling van € 308.291,- aan WM Works, de persoonlijke vennootschap van één van de maten. Daarna werd tussen WM Works en de maatschap een overeenkomst gesloten, waarbij de schuld werd omgezet in een geldlening. Lodder & Co zou als schuldenaar het nog openstaande bedrag van € 246.322,14 in 24 maandelijkse termijnen betalen. WM Works stemde in met de omzetting naar een geldlening en gespreide betaling, onder voorwaarde dat extra waarborgen voor tijdige en volledige betaling werden overeengekomen.
De overeenkomst werd echter kennelijk niet nagekomen, waarna op 5 februari 2019 het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch Lodder & Co na verwijzing veroordeelde om € 308.291 aan WM Works te betalen. Het verschil tussen het arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 17 februari 2015 en het arrest van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 5 februari 2019 betreft uitsluitend de verschuldigde rente over een bedrag van € 192.000,- aan goodwillvergoeding die aan WM Works diende te worden betaald.
Rechtbank Rotterdam: maten hoofdelijk aansprakelijk te stellen
Bij de rechtbank Rotterdam vorderde WM Works vervolgens eind vorig jaar Lodder & Co en de persoonlijke vennootschappen van enkele maten tot nakoming van de geldleningsovereenkomst. De veroordeelden bleken namelijk op een bepaald moment te zijn gestopt met betalen. In een tussenvonnis bepaalde de rechtbank eind vorig jaar dat WM Works de maten die zich bij de overeenkomst borg hebben gesteld hoofdelijk kan aanspreken tot betaling daarvan, omdat de (resterende) schuld niet door de maatschap is voldaan.
Voor het overige zijn de maten slechts aan te spreken voor zover zij maat waren ten tijde van het aangaan van de verbintenis waarop de vordering is gebaseerd. Het is volgens de rechter mogelijk om – naast de maatschap – de individuele (rechts)personen die ten tijde van het sluiten van de overeenkomst maat waren in rechte te betrekken ter zake van hun aansprakelijkheid voor gelijke delen (vgl. HR 15 maart 2013; ECLI:NL:HR:2013:BY7840, r.o. 3.4.2). Het gaat er daarbij dus om wie maat waren op het moment dat de partnerovereenkomst waaruit de vorderingen van WM Works voortvloeien is gesloten.
De maten worden dus hoofdelijk veroordeeld, sprak de rechtbank in het tussenvonnis uit. De partijen kregen vervolgens de gelegenheid om zich uit te laten over de hoogte van het bedrag waarvoor ze veroordeeld zouden moeten worden. Ook zou voor het overige nog vastgesteld moeten worden hoeveel (voor gelijke delen aansprakelijke) maten er waren op het moment van het aangaan van de geldleningsovereenkomst.
Eindvonnis
De rechtbank Rotterdam bepaalt nu in het eindvonnis dat de maten die zich als borg hebben verbonden bij de geldleningovereenkomst van 8 mei 2015, te weten de vennootschappen Loro Viking, Monte Rosa, Orikus en Bluebells (tegen wie verstek is verleend) hoofdelijk zullen worden veroordeeld tot betaling van € 60.467,98 aan WM Works. Daarnaast wordt Loro Viking veroordeeld tot betaling van in totaal € 3.158,38. Of het daarmee ook gedaan is met de vele rechtszaken waarin het Lodder & Co belandde moet nog worden afgewacht.
Geef een reactie