
Een belastingplichtige heeft bij zijn aangifte IB/PVV 2015 giften opgevoerd voor een bedrag van €7.000. De inspecteur van de belastingen heeft de belastingplichtige verzocht schriftelijke bewijsstukken toe te zenden waaruit de giftenaftrek blijkt. De belastingplichtige gaf daar gehoor aan en stuurde naast bankafschriften een kopie van een op zijn naam gesteld donatieformulier/kwitantie van een bepaalde stichting met een bedrag van €6.500, gedagtekend 29 november 2015 en ondertekend door een lid dat handelde uit naam van de stichting.
Valse giftkwitanties
De stichting waar het om ging stond in 2015 geregistreerd als Algemeen Nut Beogende Instelling (ANBI). In januari 2015 heeft de FIOD een strafrechtelijk onderzoek ingesteld naar het door een verdachte doen van opzettelijk onjuiste aangiften inkomstenbelasting ten name van derden. Uit dit onderzoek ontstond het vermoeden dat bij of op naam van onder meer de betreffende stichting (gift)kwitanties valselijk waren opgemaakt. De verdachte in dit onderzoek verklaarde onder andere dat de valse kwitanties werden geleverd door een man en dat voor de kwitanties 15% van het op de kwitantie vermelde bedrag moest worden betaald.
Uit het door de FIOD ingestelde strafrechtelijke onderzoek kwam naar voren dat diverse belastingplichtigen in de aangiften IB/PVV valselijk giftenaftrek ten aanzien van deze instelling hadden geclaimd. De man die die de kwitanties verkocht werd ervan verdacht op omvangrijke schaal aan diverse personen valse kwitanties en/of verklaringen van giften aan diverse instellingen te hebben verkocht, waarna de ontvangers (kopers) deze valse kwitanties gebruikten om tegenover de Belastingdienst te doen voorkomen dat er giften waren gedaan aan ANBI-instellingen die voor de inkomstenbelasting aftrekbaar zijn.
Afwijken van de aangifte
De Inspecteur heeft de belastingplichtige een brief gestuurd met een voornemen tot afwijken van de aangifte en daarbij aangekondigd voornemens te zijn bij de aanslagregeling de giftenaftrek te corrigeren. In de brief heeft de inspecteur onder meer te kennen gegeven dat de in de aangifte opgenomen giften aan de betreffende stichting niet voor aftrek in aanmerking komen, omdat hij de kwitantie van de stichting niet als betalingsbewijs accepteert, en dat de giften die voor aftrek in aanmerking komen niet boven het daarvoor geldende drempelbedrag uitkomen, zodat uiteindelijk geen bedrag aan giften in aftrek komt.
De belastingplichtige was het er uiteraard niet mee eens en beriep zich op artikel 6, tweede lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Die waarborgen houden onder meer in dat de bewijslast bij de inspecteur rust en de belastingplichtige in geval van twijfel het voordeel van de twijfel moet worden gegund. De rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) laat toe dat voor het bewijs gebruik wordt gemaakt van vermoedens.
Bewijslast
De inspecteur stelde dat er sprake was van opzet en grove schuld. De rechtbank oordeelde dat het aan de inspecteur is om de bewijslast aannemelijk te maken, dat de belastingplichtige ten tijde van het doen van zijn aangifte IB/PVV 2015 zich ervan bewust is geweest dat (een aanmerkelijke kans bestond dat) de aangifte voor wat betreft de giftenaftrek onjuist was. De inspecteur voerde als onderbouwing nog de bevindingen en resultaten van het FIOD-onderzoek aan.
De belastingplichtige heeft niet meer verklaard dan dat hij de gift aan een vertrouwenspersoon in contanten heeft gedaan, dat deze persoon hem vertelde dat de stichting betrouwbaar was en dat de gift gegarandeerd in aanmerking kwam voor aftrek. Hij voerde nog aan dat de Belastingdienst mede aansprakelijk is voor de ontstane situatie, omdat de Belastingdienst ten onrechte een ANBI-status heeft toegekend aan een instelling die achteraf gefraudeerd blijkt te hebben. Nadat de belastingplichtige over de betreffende stichting had gehoord, had hij juist nog gecontroleerd of die voorkwam in het ANBI-register en vertrouwd op deze informatie.
Conclusie hof
Het gerechtshof is van mening dat de feiten en omstandigheden zoals aangevoerd door de inspecteur voornamelijk zien op de handelwijze bij de stichting in het algemeen en niet zijn te herleiden tot de belastingplichtige. Het bewijsvermoeden is in dit geval in het bijzonder gebaseerd op het FIOD-onderzoek.
Het vermoeden is niet gerechtvaardigd dat de belastingplichtige bewust gebruik heeft gemaakt van een valse giftkwitantie en dat hij zich er ten tijde van het doen van zijn aangifte IB/PVV 2015 bewust van is geweest dat de aangifte voor wat betreft de giftenaftrek aan de stichting onjuist was dan wel dat haar op deze punten grove onachtzaamheid kan worden verweten. Het hof vindt niet dat er sprake is van bewuste deelname aan deze handel in valse kwitanties en daarmee van het opzettelijk dan wel grofschuldig te weinig betalen van belasting.
Geef een reactie