
Bij de aangifte van een registratie van een auto is een expertiseverslag gevoegd van Waardetaxaties.nl. Daarin is een handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat opgenomen van € 19.202,- op basis van een koerslijst EurotaxGlass’s. De taxateur brengt een bedrag van € 5.351,- wegens schade op de handelsinkoopwaarde in mindering en een bedrag van € 5.000,- in verband met schadeverleden. De handelsinkoopwaarde in beschadigde staat is vastgesteld op € 8.851,-. De historische nieuwprijs is bepaald op € 38.275,-. Bij de aangifte is een bruto BPM berekend van € 6.527,- waarbij is uitgegaan van een CO2-uitstoot van 130 gr/km.
Op verzoek CO2-uitstoot aangepast
De inspecteur legt een naheffingsaanslag op omdat volgens hem uitgegaan moet worden van een CO2-uitstoot van 179 gr/km zoals de RDW dit heeft opgenomen in het kentekenregister. Op verzoek van de vof past de RDW de CO2-uitstoot zoals die stond vermeld in het kentekenregister aan naar 130 gr/km. De RDW bericht op 12 maart 2024 de inspecteur dat de wijziging een gevolg is van een verzoek van de vof en dat de vof daarbij een certificaat van overeenstemming heeft overgelegd waaruit blijkt dat de CO2-uitstoot 130 gr/km bedraagt.
De inspecteur wijst het bezwaar van de vof af en die gaat in beroep bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De rechtbank verklaart het beroep echter ongegrond en de vof gaat in hoger beroep bij gerechtshof ’s-Hertogenbosch. De vof stelt zich op het standpunt dat de RDW aanvankelijk de CO2-uitstoot heeft vastgesteld via de Scandinavische methode op 179 gr/km en dat dit onjuist is, aangezien de CO2-uitstoot volgens de NEDC2-methode 130 gr/km bedraagt en de vof bewijst dat met het certificaat van oorsprong.
Anders dan de inspecteur meent is het hof van oordeel dat een latere aanpassing in het kentekenregister niet gevolgd zou moeten worden. Het hof overweegt dat de hoogte van de BPM voor personenauto’s is gebaseerd op de omvang van de uitstoot van CO2. Het vaststellen van deze uitstoot geschiedt op basis van de geregistreerde uitstoot in het kentekenregister. Het hof oordeelt dat de inspecteur de aangepaste CO2-uitstoot van 130 gr/km moet volgen, zoals vermeld in het kentekenregister ook als die wijziging plaatsvond na het moment van registratie.
Interne compensatie
De vof heeft aangifte gedaan met behulp van een taxatierapport. In dat taxatierapport wordt een bedrag aan schade opgenomen en een waardevermindering in verband met een schadeverleden. De inspecteur heeft geen correctie gedaan ten aanzien van de in de aangifte vermelde handelsinkoopwaarde na aftrek van schade. De inspecteur stelt dat ten onrechte een waardevermindering in verband met schade en schadeverleden heeft plaatsgevonden en meent dat geen sprake is van schade en de handelsinkoopwaarde moet worden vastgesteld op € 19.202,- overeenkomstig de koerslijst van EurotaxGlass’s.
Het hof overweegt dat de inspecteur het taxatierapport niet heeft beoordeeld en slechts heeft aangegeven dat in de aangifte is uitgegaan van een onjuiste CO2-uitstoot. De inspecteur heeft zich daarbij gebaseerd op de gegevens van de RDW. Op geen enkele wijze valt hieruit af te leiden dat de inspecteur het taxatierapport inhoudelijk heeft beoordeeld en zich heeft geconformeerd aan de door de taxateur vermelde schadebedragen. Het hof is dan ook van oordeel dat de inspecteur de omvang van de schade en daarmee de handelsinkoopwaarde in het kader van interne compensatie ter discussie mag stellen.
Het hof stelt voorop dat de verschuldigde BPM met betrekking tot gebruikte personenauto’s wordt berekend met inachtneming van een vermindering. Deze vermindering is de afschrijving, uitgedrukt in procenten van de som van de catalogusprijs en de BPM op het tijdstip waarop de auto voor het eerst in gebruik is genomen. De bewijslast voor de toepasselijkheid en de omvang van die vermindering rusten op de belastingplichtige.
Ontbreken inkoopfactuur geen reden om taxatierapport te negeren
De vof heeft een taxatierapport overgelegd waarin een gedetailleerde omschrijving van de schade is opgenomen en ter onderbouwing daarvan zijn foto’s overgelegd van de auto. De inspecteur stelt dat het taxatierapport van de vof terzijde moet worden geschoven omdat de inkoopfactuur ontbreekt en dat van schade geen sprake is. Het hof volgt de inspecteur niet in zijn stelling dat het taxatierapport van de vof terzijde moet worden geschoven om het enkele feit dat de inkoopfactuur ontbreekt.
Het hof overweegt dat bij ministeriële regeling nadere voorwaarden worden gesteld aan taxatierapporten om het geconstateerde misbruik bij het gebruik van taxatierapporten te beperken. Het stellen van voorwaarden aan het taxatierapport wordt wenselijk geacht om de Belastingdienst in staat te stellen de in het taxatierapport opgevoerde waarde te controleren en om waar nodig handhavend op te kunnen treden. Taxatierapporten die niet voldoen aan de bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden, kunnen niet als bewijs dienen voor de bepaling van het bedrag van de afschrijving van de waarde van het desbetreffende voertuig.
Gelet op doel en strekking van het stellen van nadere voorwaarden aan een taxatierapport is het hof van oordeel dat het ontbreken van de inkoopfactuur geen reden is om het taxatierapport in zijn geheel terzijde te stellen. Wel kan dit gevolgen hebben voor de bewijskracht die aan het taxatierapport toekomt.
De vof stelt dat de naheffingsaanslag tot een te hoog bedrag is opgelegd, omdat onvoldoende rekening is gehouden met de door de vof gestelde waardevermindering in verband met schade aan de auto die meer is dan normale gebruiksschade.
Normale gebruikssporen
Het hof is van oordeel dat normale gebruiksschade niet in mindering kan worden gebracht op de handelsinkoopwaarde van de auto. Op grond van artikel 2, aanhef en letter c, Wet BPM dient onder normale gebruiksschade te worden verstaan slijtage en kleine beschadigingen die ontstaan door gebruik van een voertuig en die passen bij de leeftijd en kilometrage van het voertuig. Daaronder vallen slijtage aan motor en banden of kleine beschadigingen zoals steenslag, krasjes en kleine deuken.
Het hof is van oordeel dat de gepresenteerde schade is aan te merken als normale gebruikssporen. De vof heeft niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van meer dan normale gebruiksschade. Dat geldt ook voor de door de vof gestelde waardevermindering in verband met een schadeverleden. Het hof neemt daarbij ook in aanmerking de door de vof betaalde prijs voor de auto van € 17.100,- (exclusief btw en BPM) en de koerslijstwaarde van € 19.202,- van een vergelijkbare auto zonder schade.
De verschuldigde BPM moet daarom naar het oordeel van het hof als volgt moet worden vastgesteld: € 19.202,-/ € 38.275,- x € 6.527,- = € 3.274,-. Dat is hoger dan het bedrag waarvan de inspecteur is uitgegaan bij het opleggen van de naheffingsaanslag. De slotsom is dat het hoger beroep ongegrond is.
Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, ECLI:NL:GHSHE:2024:3316
Geef een reactie