
De klager is sinds 2006 lid van een vereniging en in 2021 toegetreden tot de ledenraad. In 2022 wordt hij ook lid van de financiële commissie. De vereniging wordt geleid door een bestuur en heeft een bureau met werknemers. De vereniging was enig aandeelhouder van een BV, waarvan 4,95% van de aandelen in 2003 aan de directeur van het bureau is verkocht. Daarbij wordt bepaald dat de directeur bij het einde van zijn dienstverband zijn aandelen moet terugverkopen aan de vereniging. Die is sinds 2017 klant bij een accountantskantoor, dat sinds 2020 de jaarrekeningen samenstelt en adviezen verstrekt.
De vereniging gaat de mist in met een obligatielening van € 250.000 aan een themapark: dat gaat in 2023 failliet. Die verliespost is verwerkt in de jaarcijfers van 2022.
Meedenken
In 2020 wordt de RA die namens het accountantskantoor als relatiemanager optreedt, gevraagd mee te denken over het spanningsveld tussen de belangen van de directeur als minderheidsaandeelhouder en de vereniging als meerderheidsaandeelhouder. Een fiscaal gunstiger aanpak voor de BV leidt namelijk tot een lagere vennootschapsbelasting, maar tegelijk ook een lagere dividenduitkering voor de directeur. De RA stelt een memorandum op met voorstellen voor een wijziging van de waarderingssystematiek van de aandelen, zodat de directeur wordt gecompenseerd voor de lagere dividenden.
In 2022 stelt de RA een tweede memorandum op over een vervroegde verkoop van de aandelen van de directeur. De directeur en het bestuur maken daarover afspraken, wat resulteert in een koopovereenkomst voor een bedrag van € 514.537. Daarin is ruim € 214.000 begrepen wegens gederfd dividend. In 2023 wordt de financiële commissie geïnformeerd over de aandelentransactie en in 2024 volgt een verdere toelichting tijdens een ledenraadvergadering. Tijdens die vergadering treedt de klager af als lid van de ledenraad en de financiële commissie.
Geen oog voor tegengestelde belangen
Hij is het duidelijk niet eens met de gang van zaken, want hij dient tegen de RA en de ook bij de vereniging betrokken AA een klacht in bij de Accountantskamer. Ze hebben de vereniging niet tijdig gewaarschuwd voor de impact van de lening aan het themapark, de voor de vereniging voorheen nadelige resultaatverdeling en de belangen van de directeur bij de waarderingssystematiek, zo klaagt hij. De directeur had bij de afspraken in 2020 meer oog voor zijn eigen belang dan dat van de vereniging, vindt het afgetreden lid. Die tweede memo was slechts een uitwerking van de wens van de directeur en niet marktconform. Daarnaast verwijt hij de twee dat zij niet adequaat hebben gereageerd op e-mails en meldingen van fouten in notulen.
Bedreiging objectiviteit niet erkend
De Accountantskamer oordeelt ten eerste dat de RA en de AA niet kan worden verweten dat ze eerder voor de nadelige resultaatverdeling hadden moeten waarschuwen, omdat ze al snel nadat ze als accountant betrokken waren geraakt bij de vereniging over een andere opzet hebben gesproken. Wel heeft de RA onvoldoende beseft dat de tegengestelde belangen van directeur (als verkoper van de aandelen) en vereniging (als koper) een bedreiging konden vormen van zijn eigen objectiviteit. “Hij heeft ook geen toereikende maatregel getroffen en vastgelegd om deze bedreiging weg te nemen. Deze maatregel had kunnen bestaan uit het voeren en vastleggen van een gesprek met het bestuur en de directeur, waarbij hij uitleg had kunnen geven over zijn rol en waarbij hij bij beide partijen om informatie had kunnen vragen.” Hij heeft in plaats daarvan alleen contact gehad met de directeur.
Voorstellen speelden rol bij onderhandeling
Daarnaast had de RA een van beide partijen kunnen adviseren om een andere adviseur in te schakelen, of elk eigen adviseurs, vindt de Accountantskamer. “Daarbij is in aanmerking genomen dat de RA is gevraagd om mee te denken over de waarderings- of prijsbepalingssystematiek van de aandelen, wat op vele verschillende manieren kan worden gedaan en waarbij keuzes moeten worden gemaakt. Zoals klager in zijn klaagschrift naar voren heeft gebracht, had bij de waardebepaling bijvoorbeeld ook rekening kunnen worden gehouden met het feit dat de directeur vanaf 2023 parttime zou gaan werken of had ervoor kunnen worden gekozen om de – toekomstige dividendenvervangende – uitkering contant te maken. Dat het aan de directeur en het bestuur was om te onderhandelen over de verkoopprijs van de aandelen, zoals door de RA is betoogd, neemt niet weg dat hij zich had moeten realiseren dat partijen waarde zouden (kunnen) hechten aan zijn voorstellen en dat deze een rol zouden (kunnen) spelen bij de onderhandelingen.”
Bovendien kwalificeren de memo’s, volgens de RA slechts ‘denkrichtingen’, als
transactiegerelateerde adviesdiensten waarop Standaard 5500N6 van toepassing is. “Ook op grond van deze standaard had betrokkene waarborgen moeten treffen in verband met de conflicterende belangen.” De RA heeft gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van objectiviteit.
Complexiteit geen excuus
De overige klachten worden ongegrond verklaard. De RA wordt berispt. “Dat het volgens de RA om een complexe opdracht ging, zoals hij op de zitting heeft betoogd, geeft geen aanleiding voor een lichtere maatregel. Uit zijn verklaringen volgt namelijk dat hij zich niet bewust is geweest van de betekenis van deze complexe situatie voor zijn eigen positie.” De klacht tegen de AA wordt volledig ongegrond verklaard, omdat hij niet betrokken was bij de advisering over de waardering van de aandelen.
Accountantskamer, uitspraak 24/3469, 24/3470, 25/49 en 25/50 Wtra AK
Geef een reactie