
De Belastingdienst ziet de uitspraak als een belangrijke overwinning in de strijd tegen grondslagerosie via interne renteaftrek, meldt het FD.
De zaak, die al ruim tien jaar loopt, betreft de jaren 2005 en 2008. Ericsson financierde in 2004 via een Nederlandse dochter een overname van aandelen in een Italiaanse dochtermaatschappij. De rentelasten werden in Nederland in aftrek gebracht, terwijl de rente-inkomsten in Zweden werden gecompenseerd met oude verliezen – een fiscale mismatch die volgens het hof enkel bedoeld was voor belastingbesparing.
In lijn met een eerdere uitspraak van het hof Den Bosch – waartegen Ericsson met succes cassatie had ingesteld – oordeelt het Arnhemse hof nu dat de structuur geen zakelijke grondslag had. Het hof stelt expliciet dat Ericsson met de rentestroom beoogde de Zweedse verliezen te benutten, wat neerkomt op belastingontwijking via interne renteconstructies.
Spilfunctie
Cruciaal in de beoordeling is het ontbreken van een zogenoemde spilfunctie van de Nederlandse entiteit binnen de concernfinanciering. De Hoge Raad introduceerde dit criterium in 2023 bij de eerdere verwijzing van de zaak. Het Arnhemse hof achtte ditmaal niet bewezen dat de Nederlandse dochter een centrale financieringsrol vervulde – de entiteit functioneerde vooral als doorgeefluik, zonder voldoende substance. Volgens belastinghoogleraar Rudolf de Vries (EY) is dit waarschijnlijk de eerste keer dat een hof de spilfunctie inhoudelijk toetst. Een eventueel beroep bij de Hoge Raad lijkt niet kansrijk, aangezien dit een feitelijke beoordeling betreft.
De uitspraak beïnvloedt het Nederlandse vestigingsklimaat voor internationaal gefinancierde structuren. De aantrekkelijkheid van Nederland voor onderdelen van multinationals die zich met financieringsactiviteiten bezighouden wordt minder. Tien soortgelijke zaken zijn nog in behandeling.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, ECLI:NL:GHARL:2025:2063
Bron: FD
Geef een reactie