Zaak nr: 25/64 Wtra AK
De vrouw werkt als zelfstandig IC-verpleegkundige en had in de loop der jaren verschillende administratiekantoren ingeschakeld voor haar aangiften ib en btw. Volgens haar raakte de administratie daardoor onoverzichtelijk en onvolledig. Het uitblijven van jaarrekeningen leidde ertoe dat zij meerdere jaren geen aangifte inkomstenbelasting kon doen. Om de achterstanden weg te werken schakelde zij in mei 2019 een AA in, met de opdracht orde op zaken te stellen en de ontbrekende jaarrekeningen samen te stellen.
Dat bleek een lastige klus, want de administratie was gebrekkig en verspreid over diverse partijen. In november 2019 had de AA de jaarrekeningen over 2016 tot en met 2018 afgerond, waarna duidelijk werd hoeveel inkomstenbelasting nog verschuldigd was.
Diezelfde maand ontving de verpleegkundige een naheffingsaanslag omzetbelasting van ongeveer 18 duizend euro, exclusief boete. Volgens haar klopte het bedrag niet en heeft zij de accountant gevraagd om daar bezwaar tegen te maken. Dat bezwaar zou volgens haar nooit zijn ingediend. De AA stelt echter dat hij die opdracht niet heeft gekregen.
Wel diende hij bezwaar in tegen de opgelegde boete, waarbij hij in zijn toelichting aangaf dat zijn cliënte destijds in een ‘kwetsbare psychische toestand’ verkeerde. Dat bezwaar werd gehonoreerd: de boete verviel. De naheffing bleef echter in stand. Omdat er volgens haar geen bezwaar was gemaakt tegen de aanslag zelf, besloot de vrouw dat alsnog zelf te doen. De Belastingdienst verlaagde de aanslag daarop met circa 8 duizend euro, omdat de grondslag deels onjuist bleek.
Vijf jaar later, in 2025, diende zij alsnog een tuchtklacht in tegen de AA, die inmiddels bij de Belastingdienst werkt. Ze verklaarde dat ze pas laat wist dat een tuchtprocedure mogelijk was en dat ze eerst haar administratie goed op orde wilde brengen. In haar klacht stelt ze dat de accountant zijn zorgplicht heeft geschonden door geen bezwaar te maken tegen de naheffing, de inkomstenbelastingaangiften te laat heeft ingediend en haar privacy heeft geschonden door zonder overleg haar psychische gesteldheid te noemen in het bezwaarschrift tegen de boete.
De voormalige AA ontkende de aantijgingen. Hij benadrukte dat hij slechts tussen maart 2018 en november 2019 betrokken was bij de administratie van de verpleegkundige en dat hij nooit opdracht had gekregen bezwaar te maken tegen de btw-naheffing. Zou dat wel zo zijn geweest, dan had hij die opdracht niet uitgevoerd, omdat hij geen enkele aanleiding zag waarom de btw niet verschuldigd zou zijn. Volgens hem was er destijds geen sprake van ontevredenheid: zowel de vrouw als haar vader, die haar regelmatig vergezelde bij afspraken, zouden meermaals hebben uitgesproken tevreden te zijn over zijn werk.
De AA gaf verder aan dat hij haar vooraf heeft geïnformeerd dat hij in het bezwaar tegen de boete melding zou maken van haar psychische situatie, omdat dit relevant kon zijn voor de beoordeling door de Belastingdienst. Ook merkte hij op dat de klaagster eerder ontevredenheid had geuit over meerdere administratiekantoren die haar hadden bijgestaan, en dat haar verwijten zich niet exclusief tot hem beperkten.
Tijdens de zitting vroeg het tuchtcollege klaagster om bewijs dat zij de AA daadwerkelijk opdracht had gegeven om bezwaar te maken tegen de naheffing. Schriftelijke bevestiging daarvan kon zij niet overleggen. Volgens haar was de afspraak mondeling gemaakt. Daarmee bleef onduidelijk wat er precies is gezegd en afgesproken. Een van de leden van het college vatte de kern van de zaak samen: “Zo blijft het een kwestie van woord tegen woord.”



Geef een reactie