Dat een AA op zijn kantoor een samenwerking is aangegaan met een ervaren registeraccountant met wie hij gezamenlijk zijn dossiers wil gaan reviewen, weegt volgens de Accountantskamer onvoldoende op tegen het feit dat hij in alle jaren na de eerste toetsing onvoldoende tijd en aandacht heeft besteed aan de noodzakelijke verbetering van het kwaliteitsstelsel van zijn accountantspraktijk.
De periodieke preventieve toetsing van de accountantspraktijk van een AA in 2010 heeft geresulteerd in het eindoordeel dat het interne stelsel van kwaliteitsbeheersing van de accountantspraktijk niet voldeed aan de daaraan te stellen eisen en aangepast diende te worden. Nadat de accountant zich heeft uitgeschreven uit het accountantsregister en later weer heeft laten inschrijven, is zijn praktijk aangewezen voor een hertoetsing in 2014. Het eindoordeel van de Raad van de hertoetsing was wederom dat het interne stelsel van kwaliteitsbeheersing van de accountantspraktijk in opzet en werking niet voldoet aan het bepaalde bij of krachtens de Wet op het accountantsberoep (Wab).
Uit de bevindingen van de toetsers bij de hertoetsing is gebleken:
a) dat de accountant niet heeft voldaan aan de vereisten inzake aanvaarding en continuering van opdrachten.
b) dat er verschillende tekortkomingen waren in de uitvoering van de werkzaamheden;
c) dat er tekortkomingen waren in de afwerking en rapportering van de getoetste samenstellingsopdrachten.
Verweer
De accountant heeft ten aanzien van de geconstateerde tekortkomingen op het onderdeel aanvaarding en continuering aangevoerd dat sprake is van continuering van een jarenlange opdracht voor een bestaande cliënt en dat de regels niet voorschrijven dat een nieuwe opdrachtbevestiging telkens verplicht is. Volgens de Accountantskamer miskent de accountant met zijn stellingen dat de tekortkomingen betrekking hebben op tekortkomingen ten aanzien van de opdrachtaanvaarding en niet van de opdrachtcontinuering. Hiermee is niet voldaan aan het bepaalde in de Nadere voorschriften controle- en overige standaarden (NVCOS) 4410 onder 7, te weten dat een accountant zich ervan moet overtuigen dat tussen hem en de opdrachtgever overeenstemming bestaat over de voorwaarden van de opdracht. Dat sprake is van een jarenlange cliëntrelatie doet aan deze verplichting niet af, aldus de rechter.
De accountant heeft ten aanzien van de tekortkomingen op het onderdeel uitvoering van werkzaamheden aangevoerd dat hij voldoende inzicht heeft in de bedrijfsactiviteiten van zijn cliënten. Volgens de Accountantskamer gaat de AA er met deze stellingen echter aan voorbij dat een dossier van cruciaal belang is om inzichtelijk te maken welke werkzaamheden zijn verricht en of die in overeenstemming met de daaraan gestelde eisen zijn uitgevoerd. Daarvoor geldt als leidraad dat dossiers zodanig moeten zijn ingericht, dat deze in ieder geval overdraagbaar zijn aan een opvolgend accountant. Dat de accountant de administratie van zijn eigen cliënt en die van een dochtervennootschap van één van zijn cliënten zelf verwerkt, laat volgens de rechter dus onverlet dat uit de dossiers moet blijken dat hij een globaal beeld heeft verkregen van de bedrijfsactiviteiten en de relaties van zijn cliënten met andere ondernemingen. Dat betekent concreet dat het dossier een globale beschrijving van de bedrijfsactiviteiten moet bevatten.
Ten aanzien van het onderdeel afwerking en rapportering heeft de accountant weliswaar erkend dat verschillende dossiers pas achteraf zijn afgewerkt en dat de overige gegevens niet stonden vermeld in het rapport van 2013, maar hij heeft ook opgemerkt dat er geen termijn voor het afronden van samenstellingsdossiers bestaat. Met dit laatste miskent de accountant volgens de rechter dat een accountant eerst op grond van NVCOS 4410 de vereiste werkzaamheden moet verrichten voordat hij een samenstellingsverklaring kan afgeven. Indien een accountant een samenstellingsverklaring afgeeft nog voordat de daarvoor vereiste werkzaamheden zijn verricht, kan er immers niet van worden uitgegaan dat de samenstellingsopdracht overeenkomstig de daaraan gestelde eisen en waarborgen is uitgevoerd. Volgens de Accountantskamer is de AA er kennelijk onvoldoende van doordrongen van het belang van het verrichten van werkzaamheden die op grond van de NVCOS 4410 zijn vereist en lijkt daarmee onvoldoende van de regelgeving met betrekking tot het uitvoeren van samenstellingsopdrachten op de hoogte te zijn.
Maatregel
De Accountantskamer vindt dat het de accountant in het bijzonder moet worden aangerekend dat hij in al die jaren na de eerste toetsing kennelijk onvoldoende tijd en aandacht heeft besteed aan de noodzakelijke verbetering van het kwaliteitsstelsel van zijn accountantspraktijk, zodat ten tijde van de hertoetsing het stelsel van kwaliteitsbeheersing nog steeds niet op orde was, terwijl ook bij de behandeling van de klacht niet is gebleken dat het kantoor inmiddels wel beschikt over een stelsel van kwaliteitsbeheersing dat voldoet aan de daarvoor geldende normen. Daar weegt onvoldoende tegenop dat accountant ter zitting er wel blijk van heeft gegeven dat hij het belang inziet van het beschikken over een zodanig stelsel en dat hij op zijn kantoor intussen een samenwerking is aangegaan met een jonge, maar toch reeds ervaren registeraccountant, met wie hij gezamenlijk de dossiers wil gaan reviewen.
Alles afwegende acht de Accountantskamer de maatregel van doorhaling passend en geboden, waarbij de termijn waarbinnen accountant zich niet opnieuw in het register kan doen inschrijven wordt bepaald op twaalf maanden. Een tijdelijke doorhaling volstaat naar het oordeel van de Accountantskamer niet, nu in dat geval de inschrijving van accountant in het register van rechtswege zou herleven, ook als het kantoor dan nog steeds niet beschikt over een stelsel van kwaliteitsbeheersing dat voldoet aan de daarvoor geldende normen.
Procedurenummer 15/2590 Wtra AK
Geef een reactie