De innovatiebox is een aantrekkelijke tegemoetkoming in de vennootschapsbelasting en is ingevoerd om innovatief onderzoek door ondernemers fiscaal te stimuleren. Er zijn, mede door internationale ontwikkelingen en afspraken wel wijzigingen te verwachten in de innovatiebox. In dit artikel een korte schets van de innovatiebox, alsmede een schets van de (internationale) ontwikkelingen.
De tegemoetkoming
De innovatiebox is een vennootschapsbelastingfaciliteit. De winsten die kwalificeren voor de innovatiebox worden effectief belast tegen een vennootschapsbelastingtarief van 5% in plaats van tegen het normale vennootschapstarief (20%/25%). Innovatieverliezen vallen niet onder de 5%-heffing die mogen worden verrekend tegen het normale tarief.
De voorwaarden
Voor de innovatiebox kan worden gekozen in de vennootschapsbelasting als:
- een belastingplichtige zelf immateriële activa ontwikkelt, en hiervoor óf een octrooi heeft gekregen óf een WBSO-beschikking heeft ontvangen;
- het inkomen dat met het activum wordt behaald voor ten minste 30% het directe gevolg is van de innovatie (het octrooi of de WBSO-beschikking).
De voordelen moeten groter zijn dan de voortbrengingskosten die worden afgetrokken. Dit is de zogeheten boxdrempel. De boxdrempel is de som van de voortbrengingskosten in het boekjaar en het saldo van in te lopen voortbrengingskosten.
Forfaitaire regeling
Om ook MKB-ondernemers (meer) gebruik te laten maken van de innovatiebox is per 1 januari 2013 een forfaitaire regeling ingevoerd voor het bepalen van het saldo van de voordelen die kunnen worden toegerekend aan de innovatiebox. Indien voor deze forfaitaire regeling wordt geopteerd, wordt 25% van de winst aangemerkt als het saldo van voordelen uit hoofde van de immateriële activa en daarmee in de innovatiebox belast. Hierbij hoeft geen drempel in aanmerking te worden genomen. Het forfaitaire in aanmerking te nemen bedrag is gemaximeerd op € 25.000.
Deze forfaitaire regeling is optioneel. Elk jaar kan ervoor worden gekozen om deze regeling wel of niet toe te passen. Omdat de winst uit een immaterieel actief zich meestal niet in één jaar materialiseert, is ervoor gekozen om de winst bij fictie te verdelen over het jaar waarin het immateriële actief ontstaat en de twee daaropvolgende jaren. De forfaitaire regeling is aantrekkelijk in die gevallen waarin de R&D-activiteiten een relatief laag aandeel vormen in de totale bedrijvigheid binnen de onderneming en/of sprake is van een bescheiden winst. Opteren voor de regeling kan in de vennootschapsbelastingaangifte. Na deze periode moet worden bepaald op de onderneming nog steeds kwalificeert voor de innovatiebox, bijvoorbeeld door in het bezit te zijn van WBSO-verklaringen. Het is thans niet zeker of deze forfaitaire regeling blijft bestaan.
Toegangsticket
Het toegangsticket voor de innovatiebox is:
- een patent of kwekersrecht
- een WBSO – beschikking
Kwalificerende immateriële activa
De innovatiebox kan alleen toegepast worden op kwalificerende immateriële activa. Dit zijn:
- zelf ontwikkelde immateriële activa waarvoor een (Nederlands of buitenlands) patent of kwekersrecht is verkregen;
- zelf ontwikkelde immateriële activa die voortvloeien uit activiteiten die onder een WBSO-beschikking vallen.
Methoden ter bepaling voordeel
Het voor de innovatiebox kwalificerende voordeel hang af van de individuele feiten en omstandigheden van de betreffende belastingplichtige. Er zijn diverse methoden om het voordeel te bepalen. De Belastingdienst heeft in een resolutie aangegeven welke methode naar haar oordeel in welke gevallen de voorkeur verdient:
- EBIT-methode – R&D is een kernactiviteit, going concern
- Per asset-methode – winst en kosten zijn individueel per immaterieel actief te bepalen
- Cost-related methode – R&D is geen kernactiviteit
Over het algemeen is het zo dat tot maximaal 50% van het totale (bedrijfs)resultaat kan kwalificeren voor de innovatiebox.
Overeenkomst met de Belastingdienst
De innovatiebox is eerst van toepassing als men voor toepassing kiest. Deze keuze kan worden gemaakt in de aangifte vennootschapsbelasting van het betreffende jaar. Het allerlaatste moment waarop er nog voor toepassing van de innovatiebox kan worden gekozen, is door middel van bezwaar tegen de definitieve aanslag van het betreffende jaar binnen de bezwaartermijn.
De praktijkervaring leert dat het zeer raadzaam is om voordat de aangifte vennootschapsbelasting wordt ingediend, een vaststellingsovereenkomst te hebben gesloten met de Belastingdienst over de toepassing van de innovatiebox. Ervaring leert dat als men in de aangifte kiest voor de toepassing van de innovatiebox ‒ maar men geen vaststellingsovereenkomst heeft ‒ dit bijna automatisch leidt tot een hoop vragen van de Belastingdienst. Men moet dan uiteindelijk toch een overeenkomst sluiten voordat de Belastingdienst de aangifte afhandelt. Het is (veel) beter om hier vooraf overeenstemming over te bereiken.
Contract R&D
Essentieel voor de toepassing van de innovatiebox is dat het immateriële actief zelf ontwikkeld is. Voordelen uit hoofde van een niet zelf voortgebracht immaterieel activum komen dus niet voor toepassing van de innovatiebox in aanmerking. De staatssecretaris heeft in een resolutie zijn gedachten over zelf ontwikkelen gegeven en daarbij aangegeven wanneer een contract R&D wel en niet kwalificeert. Hij geeft aan dat zelf voortbrengen betekent dat de belastingplichtige het immateriële activum voor zijn rekening en risico heeft ontwikkeld. Daarvoor is nodig dat er voldoende belangrijke functies bij de belastingplichtige aanwezig zijn om het immateriële activum aan de belastingplichtige toe te kunnen rekenen.
Van zelf voortbrengen is daarom sprake als de belastingplichtige beslissingsbevoegd en functioneel in staat is om de onderzoeks- en ontwikkelingswerkzaamheden aan te sturen. Activiteiten die hierbij een rol spelen zijn onder andere het vanuit een inhoudelijke expertise dragen van verantwoordelijkheid voor de zelf gemaakte keuzes tijdens het onderzoeks- en ontwikkelingsproces en de planning, de budgettering, het meten van prestaties, het belonen, het aanpassen/herdefiniëren van de werkterreinen, het vaststellen van de commercieel waardevolle gebieden en het beoordelen van de kans op (on)succesvol onderzoek. Een belastingplichtige die een immaterieel activum bezit, maar functioneel niet in staat is om de daarbij behorende onderzoeks- en ontwikkelingswerkzaamheden vanuit de eigen inhoudelijke expertise aan te sturen, komt (aldus de staatssecretaris) niet voor toepassing van de innovatiebox in aanmerking. Over het algemeen geldt dat hoe meer onderzoeks- en ontwikkelingswerkzaamheden de belastingplichtige zelf uitvoert, hoe eerder de genoemde aansturing aannemelijk zal zijn. De staatssecretaris geeft het volgende voorbeeld.
Voorbeeld
Een groepsmaatschappij van een concern beheert de octrooiportefeuille van dit concern. Deze maatschappij treedt ook op als aanvrager en wordt geregistreerd als eigenaar van de octrooien van de elders in het concern ontwikkelde immateriële activa. De maatschappij heeft uitsluitend administratief personeel en een in octrooirecht gespecialiseerde jurist in dienst. Gelet op deze functies voldoet deze groepsmaatschappij niet aan de eis dat de immateriële activa zelf zijn voortgebracht. De groepsmaatschappij is namelijk functioneel niet in staat en beslissingsbevoegd om de onderzoeks- en ontwikkelingswerkzaamheden aan te sturen. De innovatiebox is dus niet van toepassing.
De staatssecretaris geeft ook aan dat als onderzoeks- en ontwikkelingswerkzaamheden worden uitbesteed, dat niet betekent dat er geen sprake kan zijn van een zelf voortgebracht immaterieel activum. Uitgangspunt blijft namelijk dat er bij de belastingplichtige voldoende belangrijke functies aanwezig moeten zijn om het immateriële activum aan hem toe te kunnen rekenen. Onderzoeks- en ontwikkelingswerkzaamheden kunnen dus worden uitbesteed zonder dat dit van invloed is op de toepassing van de innovatiebox, zolang de belastingplichtige het immateriële activum voor eigen rekening en risico ontwikkelt. Het maakt daarbij niet uit of de onderzoeks- en ontwikkelingswerkzaamheden binnen of buiten de groep worden uitbesteed.
Naarmate er meer wordt uitbesteed, zal ook meer aannemelijk moeten worden gemaakt ‒ bijvoorbeeld op basis van documentatie ‒ dat er daadwerkelijk voldoende belangrijke functies bij de belastingplichtige aanwezig zijn. Waar de grens ligt, is afhankelijk van de verrichte activiteiten en de overige specifieke feiten en omstandigheden van het geval.
(Internationale) ontwikkelingen
Internationale ontwikkelingen, denk hierbij bijvoorbeeld aan de BEPS-rapportages (Base Erosion and Profit Shifting), maken dat Nederland aanpassingen zal moeten doorvoeren in de innovatiebox. In de toekomst zal de innovatiebox alleen nog openstaan voor zelf ontwikkelde immateriële activa waarvoor een patent/copyright of kwekersrecht is verkregen. De WBSO-beschikking zal waarschijnlijk enkel nog als entry ticket voor de innovatiebox mogelijk zijn voor MKB-ondernemingen. Dit laatste gaat dan gelden voor ondernemingen met:
- een maximale wereldwijde groepsomzet van € 50 miljoen; en
- maximaal € 7,5 miljoen aan bruto inkomsten uit alle IP assets.
In 2015 hebben de OECD en de G20-landen overeenstemming bereikt om hun innovatieboxen in lijn te brengen met de zogeheten modified nexus approach[1], waarbij ze als deadline 30 juni 2016 hebben afgesproken en een overgangsregime dat mag lopen tot 30 juni 2021.
Het ministerie van Financiën heeft inmiddels aangegeven dat wijzigingen in de innovatiebox naar verwachting niet voor 1 januari 2017 zullen worden doorgevoerd. Het lijkt erop dat ook, zonder nader bericht, de Belastingdienst nog steeds vaststellingsovereenkomsten inzake de innovatiebox sluit. We zullen zien.
Drs. A.T. Valkenburg, PKF Wallast vestiging Amsterdam
[1] De nexus approach houdt in dat er een directe nexus (verband) bestaat tussen het gefaciliteerde inkomen en de kosten die bijdragen aan dat inkomen. Partijen hebben onderhandeld over een aanpassing en wel om de kwalificerende kosten te verhogen met kosten voor aangekocht IP en kosten met betrekking tot aan gelieerde partijen uitbesteed R&D, met een maximum van 30% van de (wel) kwalificerende kosten. Hierdoor valt een groter deel van het IP-inkomen onder het IP-regime. Dit wordt wel de ‘modified nexus approach’ genoemd.
Geef een reactie