Een ondernemer trok te laat aan de bel over een vergissing die zijn accountant in zijn ogen maakte en waardoor hij naar eigen zeggen te hoog was aangeslagen. Aan zijn eigen traagheid en die van zijn advocaat dankt hij het dat de Accountantskamer zijn klacht ongegrond en niet-ontvankelijk verklaarde. Zaaknr. 17/716Wtra.
De accountant maakte onder meer de jaarrekeningen 2012 en 2013 op. Bij die laatste jaarrekening heeft hij op 13 november 2014 een samenstellingsverklaring afgegeven, waarop de nieuwe accountant per mail terug kwam.
Berisping
Het was niet de eerste keer dat de klager en de accountant elkaar bij de tuchtrechter ontmoetten. Hij stond er in mei 2016 als bedrijf en niet als bestuurder en aandeelhouder van de onderneming. In die eerdere procedure werd de accountant wel over de vingers getikt, in de vorm van een berisping. De advocaat van de accountant vond de nieuwe klacht in strijd met de procesregels. De bestuurder had de klacht al in de eerdere procedure aanhangig moeten maken, was zijn standpunt.
Verkoop bedrijf
De klacht had betrekking op maandelijkse managementfee. In het grootboek stond een boeking die volgens klager onterecht suggereert dat er vanuit de holding van het bedrijf een betaling aan klager privé is gedaan van € 13.500. Toen hij het bedrijf in van de hand deed, kwam de fout aan het licht dankzij de nieuwe accountant, die zijn college daarover mailde. De bestuurder staat op het standpunt dat hij door toedoen van de vorige accountant financieel tekort gedaan is. En dan was de accountant naar zijn idee ook nog eens te beroerd om de fout op te helderen.
Zelfde kwestie
De Accountantskamer vond ook dat de bestuurder zijn grieven in de eerdere procedure op tafel had kunnen leggen. Had makkelijk gekund: zelfde kwestie, zelfde feiten, zelfde advocaat. Dat maakt de klacht niet-ontvankelijk, aldus de Accountantskamer. Daarbij is doorslaggevend dat betrokkene al vanaf medio 2015 niet meer de accountant was van klagers. Omdat er een aardige correspondentie lag over de zaak, vond de tuchtrechter het ook nog eens onzin dat de aangeklaagde accountant niet z’n best deed om opheldering te geven over het opnemen van de betreffende vordering. Dat maakt dit klachtonderdeel ongegrond, aldus de tuchtrechter.
Geef een reactie