Het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) heeft een beroep tegen een uitspraak van de Accountantskamer afgewezen. De zaak draaide om een RA die namens het Nederlands Arbitrage Instituut (NAI) duidelijkheid moest scheppen in de afwikkeling van twee VOF’s in vastgoed, beleggingen en horeca.
Beide vennootschappen lagen in de clinch over de afwikkeling. De taak van de RA was om de jaarrekeningen van de VOF’s over 2011 en 2012 op te stellen en een samenstellingsverklaring af te geven. Ook moest hij controleren of de al opgestelde jaarrekening van de VOF’s over 2010 voldoet aan de aanwijzingen van het NAI en een samenstellingsverklaring afgeven.
De RA aanvaardt de opdracht met de volgende aantekening: “Van controle is geen sprake, onze werkzaamheden betreffen geen werkzaamheden in het kader van het verschaffen van assurance, zekerheid. Wij zullen bij het samenstellen rekening houden met de aangeduide criteria voor zover dit niet in strijd is met de geldende verslaggevingsregels.” Tijdens de uitvoering van de opdracht ontstaat bij de VOF’s de indruk dat de RA zich niet aan opdracht houdt en handelt in strijd met de voor accountants geldende regels. Maar de RA rondt zijn onderzoek af en het NAI neemt een beslissing.
Bot bij de tuchtrechter
De beide VOF’s stappen naar de Accountantskamer. De RA heeft de opdracht onjuist uitgevoerd, instructies van de arbiters niet gevolgd en eigen niet gevraagde interpretaties gegeven, zo stellen zij. De werkzaamheden zijn bovendien niet uitgevoerd overeenkomstig de samenstellingsopdracht (standaard 4410 van de NVCOS) en wettelijke richtlijnen/kaders ten aanzien van de omzetbelastingen zijn geschonden. Tot slot heeft hij de feiten onjuist en onvolledig gecommuniceerd.
De Accountantskamer verklaart de klacht ongegrond. Niet duidelijk is wat de RA precies verweten wordt en de klachten zijn onvoldoende onderbouwd. Bovendien kan hem niet worden verweten dat hij onjuist en onvolledig heeft gecommuniceerd, gelet op de wijze waarop hij de gelegenheid heeft geboden om informatie aan te leveren en te reageren op zijn conceptdeskundigenbericht.
Nog niet in detail duidelijk
Voor het CBb geven de VOF’s aan dat ze de mededelingen van het secretariaat van de Accountantskamer niet goed hebben begrepen. In hoger beroep hebben ze de klachten uitvoeriger toegelicht. Maar dat helpt niet veel: “Hetgeen appellanten in hoger beroep hebben aangevoerd maakt niet in detail duidelijk met welke overwegingen en gevolgtrekkingen van de Accountantskamer zij zich niet kunnen verenigen. De nader door appellanten aangevoerde informatie betreft het door hen gewraakte handelen van betrokkene en de volgens hen onjuiste opvattingen dienaangaande van het scheidsgerecht. Het College zal zich bij de beoordeling van het hoger beroep beperken tot beantwoording van de vraag of hetgeen appellanten aanvoeren een zodanig nieuw licht werpt op dat handelen van betrokkene, waarover zij reeds geklaagd hadden, dat het oordeel van de Accountantskamer over de klacht in het licht daarvan niet ongewijzigd in stand kan blijven.”
Geen verkeerde informatie
Het CBb ziet evenmin bewijzen voor het verkeerd informeren van het NAI. Ook de klacht dat de activa zijn gewaardeerd op onjuiste gronden, gaat van tafel. “Gelet op de aard van de aan betrokkene verstrekte opdracht – een samenstellingsopdracht rekening houdend met de door het scheidsgerecht opgestelde criteria en geen assurance-opdracht – was betrokkene niet gehouden de waardering van de activaposten te toetsen aan de activalijst.” De VOF’s verwijten de RA daarnaast dat hij niet heeft nagevraagd of schilderijen in een hotel onder de inrichtingskosten horen. Maar dat verwijt mist feitelijke grondslag, aldus het CBb. Tot slot heeft de RA terecht de posten ‘BTW voldaan aan’ opgenomen als ‘niet uit de balans blijkende verplichtingen’.
Het college verklaart het beroep ongegrond.
Geef een reactie