Een voormalig RA heeft een berisping opgelegd gekregen voor een ondeugdelijk onderzoek naar de manier waarop een vordering van een BV op een stichting in de jaarrekening was verantwoord. Hij heeft zonder deugdelijke grondslag geconcludeerd dat die vordering juist is opgenomen, aldus de Accountantskamer. Die legt een collega-RA die ook bij de zaak betrokken was, een waarschuwing op.
De eigenaar van een BV had een tuchtklacht ingediend. Die ging om de aandelen in een stichting Administratiekantoor (Stak), die 26% van de aandelen in het bedrijf had en certificaten van aandelen uitgaf aan werknemers en managers van de BV. In 2013 wordt afscheid genomen van een van de bestuurders, die 3.000 certificaten van aandelen bezat. Die zouden worden verkocht aan de stichting. Er wordt een constructie gekozen waarbij de stichting 1.500 certificaten koopt van een dochter-BV voor ruim € 631.000. Na verrekening van een schuld zou dan nog een te betalen som van € 469.000 overblijven. De stichting leent dat geld van de moeder-BV en betaalt de dochter-BV.
Onderzoek naar boeken vordering
Maar in de zomer van 2013 ontstaat er een discussie over wie nu eigenlijk de aandelen moest kopen: de stichting of de moeder-BV. Uiteindelijk worden de certificaten ondanks de betaling niet geleverd. In de jaarrekening wordt de vordering op de stichting opgenomen als een rekening-courantvordering. De voormalig RA wordt daarna ingeschakeld om een onderzoek te doen. Hij concludeert dat de vordering juist in de jaarrekening is opgenomen. Maar dat onderzoek rammelt, onder meer doordat geen hoor en wederhoor is toegepast, vindt de moeder-BV. Die dient een klacht in.
Geen lening?
De Accountantskamer oordeelt dat de conclusie van de RA een deugdelijke grondslag ontbeert. “Betrokkene heeft immers, in de wetenschap dat er ruim een jaar na de beëindigingsovereenkomst nog steeds onduidelijkheid bestond over de vraag hoe de transacties juridisch moesten worden vormgegeven, volstaan met de vaststelling dat er geen sprake was van een lening, nu een overeenkomst van lening ontbrak.”
Transacties niet nagegaan
Maar de RA had gezien de onduidelijkheden moeten nagaan welke transacties precies hadden plaatsgevonden. “Dan had hij kunnen vaststellen dat de certificaten niet aan de StAK waren geleverd, hetgeen in het kader van zijn opdracht zeer relevante informatie zou zijn geweest. Daar komt bij dat betrokkene ook geen onderzoek naar de financiële positie van de StAK heeft gedaan, terwijl hij zich wel heeft uitgelaten over de al dan niet inbaarheid van de vordering. Nu betrokkene bekend was met het feit dat de StAK de certificaten niet zelf kon betalen en SIG de betaling om die reden heeft gefinancierd, was er naar het oordeel van de Accountantskamer alle aanleiding om juist ook naar de financiële positie van de StAK uitgebreider onderzoek te doen. Op voorhand kon immers niet worden uitgesloten dat dit had moeten leiden tot het treffen van een voorziening of het afwaarderen van de vordering.”
Al twee keer eerder veroordeeld
Daarom heeft de voormalige RA het beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid geschonden. Hij krijgt een berisping. Bij het opleggen van de maatregel van berisping heeft de Accountantskamer er mede op gelet dat betrokkene al twee keer eerder tuchtrechtelijk is veroordeeld in verband met het rapporteren van bevindingen waaraan een deugdelijke grondslag ontbreekt.”
Waarschuwing voor collega
Een toenmalig collega van de voormalige RA, eveneens RA, heeft van de tuchtrechter een waarschuwing gekregen. Hij was onderdeel van het team dat werkte aan de opdracht en was betrokken bij de formulering van de opdracht en adviseerde de RA. “Betrokkene was dan ook medeverantwoordelijk voor het uitvoeren van de opdracht en kan daarom voor deze opdracht tuchtrechtelijk worden aangesproken.”
Lees hier de uitspraak 17-2549 voor de voormalig RA
Lees hier uitspraak 17-2550 voor de RA
Geef een reactie