De inschrijving van een RA is voor drie maanden doorgehaald wegens een aan alle kanten rammelend waarderingsrapport met betrekking tot aandelen in een holding. Aan de doorhaling ligt mede ten grondslag dat de RA al twee keer eerder tegen een waarschuwing was aangelopen.
Een broer en een zus hebben elk 50% van de aandelen in een holding. De zus heeft haar aandelen ooit gekocht van haar vader, die in 2017 is overleden. Hij heeft bepaald dat na zijn overlijden de aandelen van de zus overgaan naar de broer tegen de dan geldende waarde. Dat moet dan wel binnen een bepaalde termijn gebeuren.
Geen inzage
De broer schakelt de RA in om de aandelen in de holding te waarderen. Die komt uit op een negatieve waarde van ruim € 757.000. Inmiddels staan broer en zus al voor de rechter omdat de deadline voor overdracht nadert. De zus vraagt via haar advocaat om inzage in de waardering, omdat zij immers medeaandeelhouder is van de opdrachtgevende holding. Maar de inzage wordt niet gegeven: de opdracht betreffende de waardering van de aandelen was verstrekt door de broer, luidt de argumentatie.
Waarde niet deugdelijk vastgesteld
De zus dient een klacht in bij de tuchtrechter. Hij heeft geweigerd een afschrift van het dossier dat ten grondslag heeft gelegen aan zijn rapport aan haar te verstrekken, de vastgestelde waarde van de aandelen is niet deugdelijk en de werkzaamheden hadden niet aan de holding gefactureerd moeten worden, zo luiden enkele van de klachten tegen de RA.
Zonder meer recht op inzage
De Accountantskamer vindt dat de RA de gevraagde informatie had moeten verstrekken. “Aan betrokkene kan worden toegegeven dat er geen (wettelijke) verplichting bestaat tot het verstrekken van stukken die hij in het
kader van de uitvoering van de opdracht zelf heeft vervaardigd. Dat neemt niet weg dat betrokkene zich had dienen te realiseren dat klaagster ook heeft verzocht om stukken die door de Holding aan hem ter beschikking waren gesteld.” Als aandeelhouder had zij zonder meer recht op inzage. De RA had moeten onderzoeken of de broer bereid was hem toestemming te geven klaagster afschriften te doen toekomen van alle andere stukken afkomstig van de vennootschap. “Door dat achterwege te laten […] heeft betrokkene niet zorgvuldig en in strijd met het
fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid gehandeld.”
Maatstaven niet toegelicht
De RA had moeten voorzien dat het rapport in een procedure gebruikt zou kunnen worden, oordeelt de Accountantskamer verder. Bij dat rapport is gekozen voor toepassing van standaard 5500N, maar het rapport bevat niet alle daarin genoemde elementen. Hij heeft onder meer niet uitgelegd welke maatstaven hij heeft gebruikt voor het bepalen van de waarde. Hij noemt onder meer een mogelijke claim van € 1,5 miljoen vanwege een tekortschietende pensioenregeling. Verder is niet gemotiveerd waarom een vordering op de aandeelhoudende zus mogelijk geheel of gedeeltelijk oninbaar zal blijken te zijn.
Verkeerd factuuradres
Tot slot is ook het verwijt dat de factuur aan de holding is gestuurd, gegrond. “Ook als [de broer] de kosten
uiteindelijk voor zijn rekening zou nemen, zoals betrokkene heeft verklaard, ligt deze handelwijze eenvoudigweg niet voor de hand, omdat [de broer] de opdrachtgever van betrokkene was en betrokkene zich bij zijn handelwijze bewust diende te zijn van het gevolg daarvan voor een zuivere btw-afdracht door de holding.”
Doorhaling
De inschrijving van de RA wordt voor drie maanden doorgehaald: “Daarbij heeft de Accountantskamer erop gelet dat betrokkene een gebrekkig waarderingsrapport heeft opgesteld dat wat de vorm betreft niet voldoet aan de standaard die betrokkene zelf in acht stelt te hebben genomen, en qua inhoud op alle onderdelen waarover is geklaagd tekortkomingen behelst. Bovendien duidt het resultaat van betrokkenes werkzaamheden erop dat hij alleen oog heeft gehad voor de belangen van zijn opdrachtgever. Mede als gevolg van de uitkomst van de werkzaamheden van betrokkene is klaagster in een benarde positie gemanouvreerd wat betreft de uitvoering
van haar vaders testament. Meegewogen is ook dat betrokkene ter zitting geen enkel besef heeft getoond van zijn onjuiste handelwijze, maar in plaats daarvan heeft geopperd dat klaagster misbruik van het klachtrecht maakt.” De RA heeft bovendien in 2010 en 2014 al waarschuwingen gekregen.
Geef een reactie