Een btw-ondernemer die samen met zijn echtgenote een stuk bouwgrond kocht mag maar 50 procent van de btw over de bouwkosten van hun nieuwe woning aftrekken als voorbelasting, heeft het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch bepaald.
De man en vrouw waren op huwelijkse voorwaarden getrouwd en kochten elk voor de helft de onverdeelde eigendom van het stuk grond waarop zij hun woning lieten bouwen. De huwelijkse voorwaarden voorzagen niet in gemeenschappelijk eigendom van onroerend goed. Ze betaalden de bouwkosten gezamenlijk. Het huis werd door het hele gezin bewoond, de man gebruikte zeven procent van de woning als bedrijfsruimte.
De ondernemer wilde de volledige btw over de bouwkosten aftrekken, maar de inspecteur stond maar aftrek van de helft toe. Het Gerechtshof gaat niet mee in de argumentatie van de ondernemer dat de situatie van hem en zijn vrouw vergelijkbaar is met echtgenoten die in gemeenschap van goederen zijn gehuwd. Volgens het hof is er door de huwelijkse voorwaarden en het feit dat ieder voor de helft ongedeeld eigenaar is sprake van een wezenlijk andere situatie dan bij een huwelijk in gemeenschap van goederen.
Ook is volgens het hof gesteld nog gebleken dat de twee eigenaren de bouwkosten in een andere verhouding hebben gemaakt dan volgens de civielrechtelijke eigendomsverhouding (50/50). Dit brengt met zich mee dat de ondernemer in het tijdvak waarop de naheffingsaanslag betrekking heeft (maximaal) de helft van de in verband met de bouw van de woning in rekening gebrachte omzetbelasting in aftrek kan brengen.
Uitspraak: ECLI:NL:GHSHE:2018:4324
Geef een antwoord