Driekwart van ontvangen rente aftikken bij de fiscus is geen buitensporige last. Dat heeft Hof Den Bosch geoordeeld, in de zaak van een vermogende AOW-er. Behalve spaargeld had zij nog andere vermogensbestanddelen.
De belastingplichtige ontving in 2015 €2222 aan rente op haar Nederlandse bank- en spaartegoeden en premiedepots in Nederland. Haar belastingaanslag bedroeg €1714. Naast ruim €192.000 op verschillende bankrekeningen, heeft de vrouw ook nog € 48.123 aan vermogen in een groenfonds van Triodos. De rente daarop, €262, is vrijgesteld van belasting.
Risicomijdend
Het Hof is van oordeel dat de forfaitaire rendementsheffing (box 3) in het jaar 2015 niet in strijd is met artikel 1 Eerste Protocol bij het EVRM. Het Hof heeft daarbij gekeken naar het nominale rendement van risicomijdende beleggingen en concludeert dat in dit jaar weliswaar het door de wetgever veronderstelde mogelijke rendement van 4% niet langer haalbaar was, maar dat een rendement van 1,6% nog wel haalbaar was. Rekening houdend met een tarief van 30% zou de box 3-heffing bij een rendement van 1,6% neerkomen op een effectieve heffing van 75%. Van een dergelijke heffing kan niet worden gezegd dat zij ertoe leidt dat belastingplichtigen worden geconfronteerd met een buitensporig zware last, aldus het hof.
Fictief rendement
De Belastingdienst ging in 2015 uit van een fictief rendement van 4%, waarover 30% belasting moet worden betaald, zoals bekend 1,2% belasting. De vrouw deed een beroep op het Europees verdrag voor de rechten en stapte naar de rechter en later naar het Hof. Beide keren trok zij aan het kortste eind. Het hof concludeert dat een rendement van 4% bij een risicomijdende strategie weliswaar hoog gegrepen is, maar dat een rendement van 1,6% haalbaar was. Dat de vrouw dan driekwart van dit rendement inlevert, is niet in strijd met de wet, aldus het arrest.
Geef een reactie